TA7 4.1.4 bepaling van tijd en plaats
1 / 18
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe kan je de persoonsvorm in een zin vinden?
Slide 2 - Woordweb
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
Wie of wat + lijdend voorwerp
B
Wie of wat + gezegde
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Andy heeft een zandkasteel gebouwd.
Andy heeft een zandkasteel gebouwd.
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is in deze zin de bepaling van plaats?
Wij hebben gisteren een insectenhotel in de tuin gezet.
Wij hebben gisteren een insectenhotel in de tuin gezet.
A
in de tuin
B
een insectenhotel
C
gisteren
D
hebben gezet
Slide 11 - Quizvraag
Wat is in deze zin de bepaling van tijd?
Wij hebben donderdagmiddag gymles.
Wij hebben donderdagmiddag gymles.
A
gymles
B
donderdagmiddag
C
Wij hebben
D
donderdag
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de bepaling van plaats in deze zin?
De lift staat op de vierde verdieping.
De lift staat op de vierde verdieping.
A
De lift
B
staat
C
op de vierde verdieping
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de bepaling van plaats in deze zin?
Onder de bank ligt de voetbal.
Onder de bank ligt de voetbal.
A
Onder
B
de bank
C
ligt
D
Onder de bank
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de bepaling van tijd in deze zin?
Volgende week gaan we op vakantie.
Volgende week gaan we op vakantie.
A
Volgende
B
Volgende week
C
gaan
D
op vakantie
Slide 15 - Quizvraag
In deze zin vind je een bepaling van....
Vandaag vieren we feest.
Vandaag vieren we feest.
A
plaats
B
tijd
C
plaats en tijd
Slide 16 - Quizvraag
Sleep de bepalingen naar het goede woord:
Er valt
weinig
regen
in Marokko
tijdens de zomer
Bepaling van plaats
Bepaling van tijd
Slide 17 - Sleepvraag
Sleep de bepalingen naar het goede woord:
Gisteren
heeft
Vigo
de knikkers
in de pot
verstopt
Bepaling van plaats
Bepaling van tijd
