H.4 Aantrekkelijk formuleren

Hoofdstuk 4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert hoe je aantrekkelijk kunt formuleren.

Je leert dat je woorden die bij elkaar horen, bij elkaar moet plaatsen.

Slide 2 - Tekstslide

a. Merel geeft de fles aan de baby die zij uit de magnetron haalt.
b. Merel haalt de fles uit de magnetron en geeft die aan de baby.
A
Zin a is beter
B
Ze zijn beide niet goed
C
Ze zijn beide goed
D
Zin b is beter

Slide 3 - Quizvraag

a. Mannen kiezen vaker dan vrouwen ijs als dessert.

b. Mannen kiezen vaker ijs dan vrouwen als dessert.
A
Ze zijn beide niet goed.
B
Zin a is beter.
C
Zin b is beter.
D
Ze zijn beide niet goed

Slide 4 - Quizvraag

Waarom?
Waarom is de ene zin beter dan de andere?




Slide 5 - Tekstslide

Het formuleren van een zin
Als je een zin verkeerd formuleert kun je soms verkeerd begrepen worden. Dat kan lastig zijn en soms ook vervelend.

Let goed op dat je de juiste woorden bij elkaar zet als je een zin formuleert.


Slide 6 - Tekstslide

De uitleg!
Uitlegfilmpje Nieuw Nederlands
Let goed op, hierin wordt duidelijk uitgelegd hoe je aantrekkelijk kunt formuleren.

Slide 7 - Tekstslide

De theorie
Vijf tips!
  1. Zet geen lange bijvoeglijke bepaling voor een zelfstandig naamwoord.
  2. Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar. Gebruik in lange zinnen dus liever maar  en want dan omdat en hoewel, want na want en maar staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar.
  3. Zet de andere werkwoorden van het gezegde dicht bij de persoonsvorm.
  4. Zet bijzinnen die een voorwaarde aangeven, bij het zinsdeel waar ze bij horen.
  5. Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.

Slide 8 - Tekstslide

Even testen!

Slide 9 - Tekstslide

Welke zin is beter?

1. Tim heeft een waakzame en een hele grote hond.

2. Tim heeft een waakzame hond die heel groot is.
A
zin 1
B
zin 2

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de tip om deze zin te verbeteren?

Tim heeft een waakzame en een hele grote hond.


A
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is beter?

1. Veel meisjes dromen van een bestaan als supermodel, hoewel ze waarschijnlijk niet aan de hoge eisen van de modewereld voldoen.
2. Veel meisjes dromen van een bestaan als supermodel, maar ze voldoen waarschijnlijk niet aan de hoge eisen van de modewereld.

2. Tim heeft een waakzame hond die heel groot is.
A
zin 1
B
zin 2

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de tip om deze zin te verbeteren?

Veel meisjes dromen van een bestaan als supermodel, hoewel ze waarschijnlijk niet aan de hoge eisen van de modewereld voldoen.


A
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is beter?
1. Een patiënt kan wegens gebrek aan medicijnen veel zieker worden.
2. Een patiënt kan veel zieker worden wegens gebrek aan medicijnen.
A
Zin 1
B
Zin 2

Slide 14 - Quizvraag

Welke tip heb je om deze zin te verbeteren?

Een patiënt kan wegens gebrek aan medicijnen veel zieker worden.
A
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is beter?

1. Denk jij dat die jongen hem na heeft geaapt?
2. Denk jij dat die jongen hem heeft nageaapt?
A
Zin 1
B
Zin 2

Slide 16 - Quizvraag

Welke tip heb je om deze zin te verbeteren?


Denk jij dat die jongen hem na heeft geaapt?
A
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 17 - Quizvraag

Correcte zin
Niet zo correct!
Docent zijn is een leuk en een erg uitdagend beroep.
Denk jij dat hij eerlijk voor zijn fout zal uitkomen?
Dat huis zal binnenkort wegens instortingsgevaar gesloopt worden.
Ik denk dat de bloemen mooi zullen bloeien als het mooi weer blijft.
Mijn tante wil graag gymdocent worden, hoewel ze helemaal niet sportief is.

Slide 18 - Sleepvraag

Welke van de 5 tips begrijp je al goed?

Slide 19 - Open vraag