H.4 Aantrekkelijk formuleren

Hoofdstuk 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert hoe je aantrekkelijk kunt formuleren.

Je leert dat je woorden die bij elkaar horen, bij elkaar moet plaatsen.

Slide 2 - Tekstslide

a. Merel geeft de fles aan de baby die zij uit de magnetron haalt.
b. Merel haalt de fles uit de magnetron en geeft die aan de baby.
A
Zin a is beter
B
Ze zijn beide niet goed
C
Ze zijn beide goed
D
Zin b is beter

Slide 3 - Quizvraag

a. Mannen kiezen vaker dan vrouwen ijs als dessert.

b. Mannen kiezen vaker ijs dan vrouwen als dessert.
A
Ze zijn beide niet goed.
B
Zin a is beter.
C
Zin b is beter.
D
Ze zijn beide niet goed

Slide 4 - Quizvraag

Waarom?
Waarom is de ene zin beter dan de andere?




Slide 5 - Tekstslide

Het formuleren van een zin
Als je een zin verkeerd formuleert kun je soms verkeerd begrepen worden. Dat kan lastig zijn en soms ook vervelend.

Let goed op dat je de juiste woorden bij elkaar zet als je een zin formuleert.


Slide 6 - Tekstslide

De uitleg!
Uitlegfilmpje Nieuw Nederlands
Let goed op, hierin wordt duidelijk uitgelegd hoe je aantrekkelijk kunt formuleren.

Slide 7 - Tekstslide

De theorie
Vijf tips!
  1. Zet geen lange bijvoeglijke bepaling voor een zelfstandig naamwoord.
  2. Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar. Gebruik in lange zinnen dus liever maar  en want dan omdat en hoewel, want na want en maar staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar.
  3. Zet de andere werkwoorden van het gezegde dicht bij de persoonsvorm.
  4. Zet bijzinnen die een voorwaarde aangeven, bij het zinsdeel waar ze bij horen.
  5. Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.

Slide 8 - Tekstslide

Even testen!

Slide 9 - Tekstslide

Welke zin is beter?

1. Tim heeft een waakzame en een hele grote hond.

2. Tim heeft een waakzame hond die heel groot is.
A
zin 1
B
zin 2

Slide 10 - Quizvraag

Wat is er minder goed aan deze zin?

Tim heeft een waakzame en een hele grote hond.
A
te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
B
OW en gezegde te ver uit elkaar
C
voorwaarde niet bij het zinsdeel waar het bijhoort
D
delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is beter?
1. Mijn zus gaat binnenkort trouwen, maar ze heeft nog geen trouwjurk gekocht.
2. Mijn zus gaat binnenkort trouwen, hoewel ze nog geen trouwjurk gekocht heeft.
A
Zin 1
B
Zin 2

Slide 12 - Quizvraag

Wat is er minder goed aan deze zin?

Mijn zus gaat binnenkort trouwen, hoewel ze nog geen trouwjurk gekocht heeft.
A
te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
B
OW en gezegde te ver uit elkaar
C
voorwaarde niet bij het zinsdeel waar het bijhoort
D
delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is beter?
1. Een patiënt kan wegens gebrek aan medicijnen veel zieker worden.
2. Een patiënt kan veel zieker worden wegens gebrek aan medicijnen.
A
Zin 1
B
Zin 2

Slide 14 - Quizvraag

Wat is er minder goed aan deze zin?

Een patiënt kan wegens gebrek aan medicijnen veel zieker worden.
A
te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
B
OW en gezegde te ver uit elkaar
C
andere werkwoorden te ver van de persoonsvorm
D
delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is beter?
1. Als zij beter gaat luisteren, zegt mijn moeder, dan mag ze naar balletles.
2. Mijn moeder zegt dat ze naar balletles mag als ze beter gaat luisteren.
A
Zin 1
B
Zin 2

Slide 16 - Quizvraag

Wat is er minder goed aan deze zin?

Als zij beter gaat luisteren, zegt mijn moeder, dan mag ze naar balletles.
A
te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
B
OW en gezegde te ver uit elkaar
C
voorwaarde niet bij het zinsdeel waar het bijhoort
D
delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is beter?

1. Denk jij dat die jongen hem na heeft geaapt?
2. Denk jij dat die jongen hem heeft nageaapt?
A
Zin 1
B
Zin 2

Slide 18 - Quizvraag

Wat is er minder goed aan deze zin?

Denk jij dat die jongen hem na heeft geaapt?
A
te lange bijvoeglijke bepaling voor het ZN
B
OW en gezegde te ver uit elkaar
C
voorwaarde niet bij het zinsdeel waar het bijhoort
D
delen van een splitsbaar werkwoord te ver uit elkaar

Slide 19 - Quizvraag

Correcte zin
Niet zo correct!
Docent zijn is een leuk en een erg uitdagend beroep.
Denk jij dat hij eerlijk voor zijn fout zal uitkomen?
Dat huis zal binnenkort wegens instortingsgevaar gesloopt worden.
Ik denk dat de bloemen mooi zullen bloeien als het mooi weer blijft.
Mijn tante wil graag gymdocent worden, hoewel ze helemaal niet sportief is.

Slide 20 - Sleepvraag

Welke van de 5 tips begrijp je al goed?

Slide 21 - Open vraag