Thema 3 hulpwerkwoorden, herhaling

• Nederlands
• Beroepsopleiding

Thema 3 hulpwerkwoorden, herhaling

Wat doen we vandaag?

- woorden oefenen

- herhalen persoonlijk voornaamwoord (ik, hij, me, hem, etc.)

- herhalen er + telwoord.

- herhalen verwijswoord (hij/het/ze)

- herhalen modale werkwoorden (zullen, mogen, kunnen, etc.)

- oefenen met ie- en ei klank

Welk woord hoort er niet bij?

1. de broer - de grootmoeder - de neef - de vader

2. wat leuk! - wat gezellig! - wat erg! - wat mooi!

3. gefeliciteerd - jarig - cadeau - gecondoleerd

4. Prinsjesdag - Koningsdag - Pinksteren - Kerst

Weersverwachting

Goed smeren, water drinken en plaknachten. Dit weekend kan de temperatuur stijgen naar een tropische 30 of 31 graden. Ook na het weekend blijft het heel warm en is er op sommige plekken kans op een hittegolf.

Perfecte dagen om bijvoorbeeld naar het strand te gaan, maar smeer je goed in!

Nodig iemand uit om morgen naar het zwembad te gaan.

Oefening

Maak oefening 29 op bladzijde 96.

Opmaat: persoonlijk voornaamwoorden

1. Onderwerp (subject): ik, hij, zij, wij

2. bezit (possessief): mijn, zijn, haar, ons/onze

3. voorwerp (object): me, hem, haar, hun/hen
4. na een voorzetsel (prepositie): me/mij, hem, haar, ze/hen 

........ heeft een nieuwe jas.

1. hem
2. hij

De jas is van .....

1. hem
2. hij

Zie je die vrouw? Ja, ik zie .....

1. zij
2. haar

Van wie zijn die schoenen? Die zijn van ......

1. ze
2. hun

....... heeft een nieuwe pantalon.

1. zij
2. haar

Dat is ...... pantalon.

1. zij
2. haar

Ik heb de buren gezien. Hier zijn .........

1. hem
2. ze

Ik woon op nummer 16. Zij wonen op nummer 14. Dat zijn ........... buren.

Wat is zijn naam? Vraag het aan .........

1. hij
2. hem

Oefening

Meer dan 3 fouten?

Maak oefening 33 en 34 op bladzijde 316

3 fouten of minder?

Maak oefening 34 op bladzijde 316

Klaar? Verder met huiswerk voor woensdag: Nieuwsbegrip.

er + telwoord

Maak een zin met er + telwoord.

Moeilijk? Maak oefening 43 op bladzijde 328

Verwijswoorden

Hier is de blauwe broek. Hij is mooi! (object)

Wil je hem passen (subject)

Hier is het nieuwe vest. Het is groen. 

Deze sneakers zijn wit. Ze zijn nieuw. 
We moeten ze poetsen. 

Dit is mijn nieuwe blouse. .......... is nieuw

1. Hij
2. hem

Ik heb een T-shirt gekocht. ........ is wit.

1. Hij
2. Het

Ik heb nieuwe schoenen. ....... zijn bruin.

1. Hij
2. Ze

Waar is je nieuwe jas? ........ is hier.

1. hij
2. hem

Zijn die laarzen nieuw? ............ zijn mooi!

1. Ze
2. het

oefening

meer dan 1 vraag fout?

Maak oefening 35 op bladzijde 318

1 of 0 vragen fout?

Maak extra oefenen van thema 3

adjectief

Maak oefening 37 op bladzijde 320