H9.1 Negatieve getalen

H9.1 Negatieve getallen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H9.1 Negatieve getallen

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
  • Weet je wat negatieve getallen zijn.
  • Kun je positieve en negatieve getallen vergelijken.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke getallen zijn
negatieve getallen?
A
0
B
-20
C
-8
D
20

Slide 6 - Quizvraag


VUL IN: -9 ... -11
A
>
B
<

Slide 7 - Quizvraag


VUL IN: -5,4 ... -5,5
A
>
B
<

Slide 8 - Quizvraag

Optellen met negatieve getallen

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen

Aan het eind van deze les ..


.. weet je hoe je negatieve getallen kunt optellen.



Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Volgorde bij berekening
StappenplanHoe ging het vandaag?Haakjes 
  1. Machten (dus ook Kwadateren)
  2. Vermenigvuldigen en Delen (v.l.n.r)
  3. Optellen en Aftrekken (v.l.n.r)

Help Mij Van Die Onvoldoendes Af!

Slide 12 - Tekstslide

Tekens
< is kleiner dan
> is groter dan

= is gelijk aan
  is niet gelijk aan 
  is ongeveer gelijk aan






Slide 13 - Tekstslide

Positieve en negatieve getallen
Getallen boven de 0 heten positieve getallen (+)

Getallen onder de 0 heten negatieve getallen (-)

Het getal 0 is niet positief en niet negatief, maar neutraal.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

9.1 Positieve en negatieve getallen
Getallen boven de 0 heten positieve getallen (+)
Getallen onder de 0 heten negatieve getallen (-)
Het getal 0 is niet positief en niet negatief, maar neutraal.

Slide 16 - Tekstslide

Tegengestelde getallen
Tegengestelde getallen liggen op de getallenlijn even ver van 0.
Opgeteld zijn deze getallen altijd 0.

Bijvoorbeeld:
De getallen -4 en 4 zijn elkaars tegengestelden, want -4+4=0.







Slide 17 - Tekstslide

Negatieve getallen, de bewerkingen + en -

Met zonder jas naar buiten, betekent zonder jas.          Dus + - = -
Niet zonder jas naar buiten, betekent met jas.              Dus - - = +

Uitwerking:
-6+-2--5=
-6 -2 +5=

  

Slide 18 - Tekstslide


Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag


Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

welke twee REKENREGELS ken jij nu voor het rekenen met negatieve getallen ?

Slide 25 - Open vraag

Laat je 10 oefensommen zien

Slide 26 - Open vraag


Ik weet wat negatieve getallen zijn.

A
Ja
B
Ja, maar ik moet nog wel oefenen.
C
Nee, ik heb nog wat hulp nodig.
D
Nee, ik snap er eigenlijk nog niets van.

Slide 27 - Quizvraag


Ik kan positieve en negatieve getallen vergelijken.

A
Ja
B
Ja, maar ik moet nog wel oefenen.
C
Nee, ik heb nog wat hulp nodig.
D
Nee, ik snap er eigenlijk nog niets van.

Slide 28 - Quizvraag


Ik weet wat wat tegengestelde getallen zijn.

A
Ja
B
Ja, maar ik moet nog wel oefenen.
C
Nee, ik heb nog wat hulp nodig.
D
Nee, ik snap er eigenlijk nog niets van.

Slide 29 - Quizvraag

9.5 negatieve getallen in assenstelsel

Slide 30 - Tekstslide

9.5 negatieve getallen in assenstelsel
Wat gaan we deze les leren:
  • Punten waarvan de eerste en de tweede coördinaat negatief of positief is aflezen en tekenen.


Slide 31 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
B (2,4) eerst 2 naar echts en dan 4 omhoog
C (5,2)  eerst 5 opzij en dan 2 omhoog

Slide 32 - Tekstslide

Als een punt precies op een kruispunt van 2 lijnen ligt noemen we dat een roosterpunt

Slide 33 - Tekstslide

Welk punt hoort bij de coördinaten (0,7)?
A
D
B
E

Slide 34 - Quizvraag

Wat zijn de coördinaten van punt A?
A
(2,0)
B
(0,2)

Slide 35 - Quizvraag

Wat zijn de coördinaten van punt F?
A
(6,5)
B
(5,6)
C
(6,5;5)
D
5,5;6)

Slide 36 - Quizvraag

Wat zijn de coördinaten van punt G?
A
(5,6)
B
(5;6,5)
C
(6,5;4,5)
D
(4,5;6,5)

Slide 37 - Quizvraag

zijn de punten F en G roosterpunten?
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quizvraag

We kunnen het assenstelsel ook uitbreiden zodat we er ook negatieve getallen in kunnen zetten.
C ( 4, -1) Eerst 4 naar rechts en dan 1 omlaag

Slide 39 - Tekstslide

Wat zijn dan de coördinaten van punt D?
A
(4,-2)
B
(-4,-2)
C
(-4,2)
D
(-2,-4)

Slide 40 - Quizvraag

Wat zijn dan de coördinaten van punt B?
A
(3,-2)
B
(-3,-2)
C
(-3,2)
D
(-2,-3)

Slide 41 - Quizvraag

is punt B een roosterpunt?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide