Hoofdstuk 4 voor de toets

Er zijn verschillende vormen van milieuschade:
- Vervuiling van lucht, water en bodem
- Energieverbruik
- Verbruik van grondstoffen
- Afval


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Er zijn verschillende vormen van milieuschade:
- Vervuiling van lucht, water en bodem
- Energieverbruik
- Verbruik van grondstoffen
- Afval


Slide 1 - Tekstslide

Welke vorm van milieuschade veroorzaak je door kauwgom op straat te spugen?
A
Afval
B
Energieverbruik
C
Verbruik van grondstoffen
D
Vervuiling van lucht, water en bodem

Slide 2 - Quizvraag

Er zijn drie productiefactoren:
- Natuur
- Arbeid
- Kapitaal

Slide 3 - Tekstslide

Voor het maken van auto's zijn mensen en machines nodig. Welke twee productiefactoren zijn dat?
A
Arbeid en Kapitaal
B
Arbeid en Natuur
C
Kapitaal en Natuur
D
Geen van allen

Slide 4 - Quizvraag

Winst bereken je als volgt:
Alle opbrengsten - Alle kosten = Winst

Slide 5 - Tekstslide

Wat is winst?
A
Het bedrag dat je overhoudt
B
Het kopen van kapitaalgoederen
C
Wanneer de opbrengsten hoger zijn dan de kosten
D
Wanneer de kosten hoger zijn dan de opbrengsten

Slide 6 - Quizvraag

Hoe verdient een ondernemer inkomen?
A
Door als werknemer voor een werkgever te werken
B
Een ondernemer heeft geen inkomen
C
Door producten uit zijn bedrijf te verkopen
D
Geen van allen is goed.

Slide 7 - Quizvraag

Duurzaam produceren is produceren zonder schade voor mensen en het milieu.

Slide 8 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten zijn kosten die de samenleving betaalt als er milieuschade is.

Slide 9 - Tekstslide

De negatieve gevolgen van ons gedrag voor het milieu noem je

Slide 10 - Open vraag

Welke energiebronnen raken nooit op?
A
Aardgas en zonne-energie
B
Aardolie en aardgas
C
Windenergie en aardolie
D
Zonne-energie en windenergie

Slide 11 - Quizvraag

Technologische ontwikkelingen wil zeggen dat er steeds nieuwe producten worden gemaakt. Nieuwe uitvindingen. 

Slide 12 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit wil zeggen hoeveel één werknemer in een bepaalde periode maakt. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Welk begrip zoek ik?
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen

Slide 15 - Open vraag

Bedrijf A heeft de werknemers beter ingeroosterd, waardoor dezelfde mensen meer kunnen produceren. Wat gebeurt er met de arbeidsproductiviteit?
A
Die neemt toe
B
Die neemt af
C
Die blijft gelijk
D
Er gebeurt niks

Slide 16 - Quizvraag

Je hebt drie verschillende productiesectoren: 
- Agrarische bedrijven
- Industriële bedrijven
- Dienstverlenende bedrijven

Slide 17 - Tekstslide

Metalco maakt onderdelen voor scooters
A
Agrarisch bedrijf
B
Dienstverlenend bedrijf
C
Industrieel bedrijf

Slide 18 - Quizvraag

Willem de Vries heeft een biologische veehouderij.
A
Agrarisch bedrijf
B
Industrieel bedrijf
C
Dienstverlenend bedrijf

Slide 19 - Quizvraag

Je moet het verschil weten tussen mechanisatie en automatisering

Slide 20 - Tekstslide

Welke van de volgende beschrijvingen is een kenmerk van mechanisatie?
A
Machines worden handmatig ingesteld
B
Machines nemen het zware werk van mensen over
C
Machines nemen het menselijk denkwerk over
D
Machines worden computer gestuurd.

Slide 21 - Quizvraag

Arbeidsproductiviteit zegt iets over
A
Hoeveel een bedrijf produceert
B
Hoeveel er binnen een bedrijf gemechaniseerd is
C
Hoeveel mensen er in een bedrijf werken
D
Hoeveel een werknemer gemiddeld produceert.

Slide 22 - Quizvraag