Ma 13 mei leestekens

Leestekens
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Leestekens
Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.
Er zijn veel verschillende leestekens.

Slide 2 - Tekstslide

Spelling H5: leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 3 - Tekstslide

Spelling H5: leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.


Slide 4 - Tekstslide

Leestekens
accent
- zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt
café, creme, hé, hè, enquête 
trema
- gebruik je als je in één woord twee klinkers niet als één klank mag lezen

- in het meervoud van zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ee of -ie
ruïne, vacuüm, beïnvloeden, havoër

ideeën, categorieën, koloniën
apostrof
- als een of meer letters zijn weggelaten

- bij bezitsaanduidingen van woorden die eindigen op een s-klank of een lange klinker die je met één letter shrijft

- na cijfers, afkortingen 
'm, 't, 's avonds

Dennis' rugzak, Max' fiets, Anna's puntenslijper, Gaby's huiswerk

vmbo'er, A4'tje, tv's
weglatings-streepje
- twee samenstellingen naast elkaar met daarin hetzelfde woord, je laat het woord weg dat herhaald wordt en zet in plaats daarvan een weglatingsstreepje
dinsdagochtend en -avond, land- en tuinbouw
koppelteken
- een klein streepje dat woorden met elkaar verbindt, samenstellingen die anders verkeerd gelezen kunnen worden
(let op: geen samenstelling? trema)
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen, gala-avond

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens

Slide 6 - Tekstslide

Leestekens

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens
Nieuwe leestekens:
  • Trema
  • Apostrof
  • Accent
  • Cedille

Maar wanneer gebruik je deze leestekens?

Slide 8 - Tekstslide

Leestekens
Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.

Er zijn veel verschillende leestekens.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

puntkomma (;)
dubbele punt (:)
komma (,)
Dit leesteken gebruik je tussen twee hoofdzinnen
Dit leesteken gebruik je voor en opsomming of verklaring en bij de directe reden
Dit leesteken gebruik je wanneer je iemand aanspreekt, tussen twee persoonsvormen, bij opsommingen en om de lezer te helpen bij het begrijpen van een zin 

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep het voorbeeld naar het juiste leesteken. 
Kopiëren
's avonds
Logé
Curaçao
Trema
Apostrof
Accent
Cedille

Slide 12 - Sleepvraag

Welk leesteken hoort achter deze zin?
Vanavond ben ik niet thuis
?
,
.

Slide 13 - Sleepvraag

Welk leesteken hoort acht de zin?
Ik durf niet naar de tandarts
?
.
!

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de tekst naar de juiste leesteken. Dit gebruik je ... 
,

:
;
tussen 2 hoofdzinnen zonder voegwoord die nauw met elkaar samen-hangen
In een opsomming 
Bij een directe rede. 
Tussen 2 persoons-vormen
Voor een opsomming

Slide 15 - Sleepvraag

Op dit leesteken eindigt een gewone zin.
Als je iets roept of een bevel geeft, eindigt je zin op dit leesteken.

Een vraagzin eindigt op dit leesteken.
Bij dit leesteken rust je even in een zin.
,

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep het voorbeeld naar het juiste leesteken. 
Kopiëren
's avonds
Logé
Curaçao
Trema
Apostrof
Accent
Cedille

Slide 17 - Sleepvraag

Vul de juiste leestekens in op de juiste plaats.
De leerling zegt            Dit is een leuke les
'
'
,
!
:
.

Slide 18 - Sleepvraag

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 19 - Sleepvraag

Op dit leesteken eindigt een gewone zin.
Als je iets benadrukt, eindigt de zin op dit leesteken.
Een vraagzin eindigt op dit leesteken.

Slide 20 - Sleepvraag

Huiswerk voor ma 13 mei
Maken opdracht 1, 4 en 5

Leren blz, 217 en 218 Het gebruik van leestekens.
Dictee op school

Slide 21 - Tekstslide