les 9

Les 7
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Les 7

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Komma
Puntkomma
Dubbele punt
Bij de deur staat een man die steeds zegt 'De volgende is aan de beurt'.
Ik ben bloednerveus maar ik laat me niet van de wijs brengen.
De choreografie is niet moeilijk twee keer een freeze en één powersprong.
Ik dans door tot ik hoor 'Bedankt vovor het komen.'
Ik doe auditie ik ben dol op breakdance.
Nu moet ik wachten de jury heeft ook tijd nodig.

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

puntkomma (;)
dubbele punt (:)
komma (,)
Dit leesteken gebruik je tussen twee hoofdzinnen
Dit leesteken gebruik je voor en opsomming of verklaring en bij de directe reden
Dit leesteken gebruik je wanneer je iemand aanspreekt, tussen twee persoonsvormen, bij opsommingen en om de lezer te helpen bij het begrijpen van een zin 

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De puntkomma ;

Een ; gebruik je in een zin die bestaat uit een                      en een                      .

In een hoofdzin staat altijd de                                naast het                            .

Nog twee andere regels:
In een zin met een ; staat                een                            .
In een zin met een ; staan twee mededelingen die bij elkaar horen.
hoofdzin
hoofdzin
bijzin
bijzin
altijd
nooit
lidwoord
persoonsvorm
onderwerp
voltooid deelwoord
voegwoord

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toen mijn broertje op ballet ging () schaamde ik me voor hem
Die jongen heeft een maillot () hij heeft er wel zes.
Hij moest vaak trainen () iedere dinsdag, donderdag en zaterdag.

Komma ,
Puntkomma ;
Dubbele punt :

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin is de puntkomma goed gebruikt:
A
Ik moet deze week thuisblijven; want ik ben in quarantaine
B
Ik moet deze week thuisblijven; ik ben in quarantaine

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt de puntkomma?

Wachten jullie maar niet op mij voor mij begint een file.

A
achter "op"
B
achter de eerste "mij"
C
achter "voor"
D
achter de tweede "mij"

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin kun je een puntkomma gebruiken?
A
De auto staat bij de garage, de auto wordt gerepareerd.
B
De auto staat bij de garage, toch?
C
De auto staat bij de garage omdat hij stuk is.
D
Staat de auto bij de garage omdat hij stuk is?

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waar is de puntkomma op de juiste manier gebruikt?
A
Marloes ging al vroeg naar huis; ze had hoofdpijn.
B
Marloes; ging al vroeg naar huis ze had hoofdpijn.
C
Marloes ging al vroeg naar huis ze had, hoofdpijn.
D
Marloes; ging al vroeg naar huis; ze had hoofdpijn.

Slide 12 - Quizvraag

Antwoord A: Marloes ging al vroeg naar huis; ze had hoofdpijn.

Waar is de puntkomma op de juiste manier gebruikt?
A
Jorgos, is een leuke jongen hij heeft humor.
B
Jorgos is een leuke; jongen hij heeft humor.
C
Jorgos is een leuke jongen; hij heeft humor.
D
Jorgos is een leuke jongen hij heeft; humor.

Slide 13 - Quizvraag

Antwoord C: Jorgos is een leuke jongen; hij heeft humor.
Klopt de puntkomma?
'Hij ging gisteren naar huis; omdat hij zich niet lekker voelde.'
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klopt de puntkomma?
'Wyat was te laat; hij had pech met zijn brommer.'
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt de puntkomma?

Het concert is morgen er worden veel mensen verwacht.
A
Na "concert"
B
Na "is"
C
Na "morgen"
D
Na "veel"

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt de puntkomma?

Zij heeft een nieuw kapsel het staat haar heel goed.
A
Na "kapsel"
B
Na "het"
C
Na "haar"
D
Na "heel"

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin kun je een puntkomma gebruiken?
A
De volgende lessen gaan niet door morgen: tekenen, rekenen, Engels, Frans.
B
De volgende les gaat niet door morgen: Frans.
C
De lessen gaan niet door, want mevrouw Klaver is ziek.
D
De les Frans gaat morgen niet door.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Verwerken taal week 2 les 9
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies