Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Spelling H5 - les 1 (lastige leestekens)
Spelling hoofdstuk 5
Lastige leestekens
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Spelling hoofdstuk 5
Lastige leestekens
Slide 1 - Tekstslide
Lesplanning
- 10 min. lezen
- Herhaling spelling hfst 1 t/m 4
- Lesdoel
- Instructie
- Verlengde instructie middels video
- Huiswerk maken
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling hfst 1 t/m 4
Slide 3 - Tekstslide
Sleep het voorbeeld naar het juiste leesteken.
Kopiëren
's avonds
Logé
Curaçao
Trema
Apostrof
Accent
Cedille
Slide 4 - Sleepvraag
Met of zonder -n?
Mijn oma kijkt altijd naar het nieuws voor dove(n) en slechthorende(n)
A
doven, slechthorende
B
dove, slechthorenden
C
doven, slechthorenden
D
dove, slechthorende
Slide 5 - Quizvraag
Met -n/ zonder -n:
Onder de geslaagde(n) waren veel leerlingen van H5c, zoals Linh en Ben, en enkele(n) van H5b.
A
geslaagde - enkele
B
geslaagden - enkelen
C
geslaagden - enkele
D
geslaagde - enkelen
Slide 6 - Quizvraag
Bij woorden als beide(n) of vele(n) schrijf je een –n als…
A
er geen znw achter staat en het woord niet naar personen verwijst.
B
er geen znw achter staat en het woord naar personen verwijst.
C
er een znw achter staat.
Slide 7 - Quizvraag
Bij woorden als beide(n) of vele(n) schrijf je een –n als…
A
er geen zn achter staat en het woord niet naar personen verwijst.
B
er geen zn achter staat en het woord naar personen verwijst.
C
er een znw achter staat.
Slide 8 - Quizvraag
Degene(n) die als eerste(n) binnenkwamen, gingen als laatste(n) bezoekers weg.
A
degene / eerste / laatsten
B
degenen / eerste / laatste
C
degenen / eersten / laatste
D
degene / eersten / laatste
Slide 9 - Quizvraag
Voluit
In cijfers
Dertig/30
tweehonderdnegenennegentig/ 299
vierduizend/4000
Tachtig/80
Vijfentwintig/ 25
Getallen t/m twintig/20
Getallen die een exacte waarde aangeven.
Slide 10 - Sleepvraag
Een afkorting, letterwoord, verkorting en symbool, spreek je uit als een woord.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Wat is horeca?
Een afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting:
A
afkorting: afkorting in letters, maar je leest het hele woord
B
letterwoord: afkorting van een woord/woorden die je uitspreekt zoals hij er staat
C
initiaalwoord: afkorting die je uitspreekt als de afkorting
D
verkorting: verkorting van een woord
Slide 12 - Quizvraag
Wat is wc?
Een afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting:
A
afkorting: afkorting in letters, maar je leest het hele woord
B
letterwoord: afkorting van een woord/woorden die je uitspreekt zoals hij er staat
C
initiaalwoord: afkorting die je uitspreekt als de afkorting
D
verkorting: verkorting van een woord
Slide 13 - Quizvraag
Wat is mavo?
Een afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting:
A
afkorting: afkorting in letters, maar je leest het hele woord
B
letterwoord: afkorting van een woord/woorden die je uitspreekt zoals hij er staat
C
initiaalwoord: afkorting die je uitspreekt als de afkorting
D
verkorting: verkorting van een woord
Slide 14 - Quizvraag
Wat is vip?
Een afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting:
A
afkorting: afkorting in letters, maar je leest het hele woord
B
letterwoord: afkorting van een woord/woorden die je uitspreekt zoals hij er staat
C
initiaalwoord: afkorting die je uitspreekt als de afkorting
D
verkorting: verkorting van een woord
Slide 15 - Quizvraag
Doel van de les
Deze les bespreken we de moeilijke gevallen van de leestekens:
- komma
- dubbele punt
- aanhalingstekens
- puntkomma
Je weet welke interpunctie je wanneer gebruikt en past dit toe bij de opdrachten.
Slide 16 - Tekstslide
In welke gevallen
gebruik je een komma?
Slide 17 - Woordweb
Komma ,
Voor of na een aanspreking
Tussen delen van een opsomming (niet voor 'en')
Tussen twee persoonsvormen
Tussen een hoofd- en bijzin als het lange delen zijn
voor of achter een bijstelling (= extra informatie)
Pablo Picasso, de beroemde Spaande schilder, overleed in 1973.
Slide 18 - Tekstslide
Een komma gebruik je....
A
Na een voegwoord
B
Voor een voegwoord
Slide 19 - Quizvraag
Wat geeft een komma aan?
A
Om iets aan te kondigen
B
Om een zin te eindigen
C
Rust aan te geven
D
Om een zin te starten
Slide 20 - Quizvraag
Een komma zet je..
A
tussen twee persoonsvormen
B
voor twee persoonsvormen
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer gebruik je
een dubbele punt?
Slide 22 - Woordweb
Dubbele punt :
een citaat (aan het begin)
een gedachte
een opsomming (zie voorbeeld blz. 160)
uitleg/toelichting
Slide 23 - Tekstslide
De dubbele punt.
Na een dubbele punt ...
A
komt er een zin die een toelichting geeft op het voorafgaande
B
komt er een argumentatie om je gelijk te halen
C
komt er een opsomming
D
komt na een voegwoord
Slide 24 - Quizvraag
Je gebruikt geen dubbele punt voor....
A
een opsomming
B
een uitleg
C
een aankondiging
D
een verbindingswoord
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer gebruik je
aanhalingstekens?
Slide 26 - Woordweb
Slide 27 - Video
Aanhalingstekens (blz. 160)
Bij directe rede/citaat (let op de plaats van de tekens)
Bij titels van bijvoorbeeld boeken of films
Als het woord bijvoorbeeld spottend bedoeld wordt
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
Slide 28 - Tekstslide
Aanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens
Slide 29 - Quizvraag
Aanhalingsteken of niet?
Maria denkt: ik wil daar ook graag bij zijn.
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens
Slide 30 - Quizvraag
In welke zin is het aanhalingsteken goed geplaatst?
A
"Ik liep naar buiten" en riep: Iedereen moet komen.
B
Ik liep naar buiten en riep":Iedereen moet komen".
C
Ik liep naar buiten en riep: "Iedereen moet komen."
D
Ik liep naar buiten en riep: "Iedereen moet komen".
Slide 31 - Quizvraag
Puntkomma (;)
Tussen hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen (het zijn net geen losse zinnen);
Bij een heel lange opsomming;
Je kunt het vervangen door het woordje 'en'
Slide 32 - Tekstslide
tekstvormen
dubbele punt
Aanhalingstekens
Komma
puntkomma
om aan te geven dat je het woord en niet de betekenis van het woord bedoelt.
Voor een voegwoord als 'maar', 'omdat', 'want' en 'daarom'.
Voor een opsomming die aangekondigd is
Tussen twee zinnen die bij elkaar horen.
Voor een citaat.
Om aan te geven dat iets gezegd wordt.
Slide 33 - Sleepvraag
Slide 34 - Video
Huiswerk hfst 5 "Lastige leestekens"
- Startopdracht en opdracht 1 t/m 3
Slide 35 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
24-09-2024: spelling woorden korter schrijven
September 2024
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
24-09-2024: spelling woorden korter schrijven
Oktober 2024
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
WK 45 - spelling
November 2024
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
les 13/3: spelling H5 lastige leestekens + uitleg uiteenzetting
Maart 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhalen spelling 3H
Maart 2021
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhalen H1 t/m H5
Mei 2022
- Les met
47 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhalen H4, H5, H6
Maart 2021
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 - week 19 - les 3 - Spelling H4 en H5
Mei 2022
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3