Present simple vs. present continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Unit 1 California

Leerlingen toevoegen aan LessonUp klas 

Wat gaan we doen vandaag

Huiswerk controle

Recap present simple vs. present continuous

Digitale leeromgeving All Right!

Hayat Özbek

Joëlla Paansa

Lina Ezzathi

Max Rombout

Reuben Verhagen

Klascode 676617

De present simple en present continuous geven de .......... tijd aan.

1. Toekomstige
2. Verleden
3. Tegenwoordige

We gebruiken de .................. als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden.

1. Present simple
2. Present continuous

We gebruiken de .............. als we vertellen over iets dat NU plaatsvindt.

1. Present simple
2. Present continuous

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
They ....... (live) in a very big house.

1. are living
2. live
3. lives

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
The city museum ......... (close) at 5 o'clock in the evening.

1. close
2. is closing
3. closes

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
Look! Somebody .......... (swim) in the river.

1. swims
2. swim
3. is swimming
4. are swimming

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
Peter's car is always dirty. He never ......... (wash) it.

1. wash
2. washs
3. is washing
4. washes

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
'Where's Susan?' 'She ......... (have) a shower.'

1. is having
2. are having
3. has
4. have

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
She ......... (have) 2 brothers.

1. have
2. is having
3. has
4. haves

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
We .......... (leave) now.

1. leave
2. leaves
3. is leaving
4. are leaving

'These kids often play with each other.'
is een voorbeeld van:

1. een feit
2. een gewoonte
3. een regelmatigheid

'Water boils at 100 degrees Celsius'
is een voorbeeld van :

1. een feit
2. een gewoonte
3. een regelmatigheid

Ik kan de ................ herkennen aan woorden zoals now, at the moment, currently, right now

1. Present simple
2. Present continuous

We maken de present continuous door:

1. 'to be' + werkwoord + ing
2. werkwoord (+ (e)s)
3. werkwoord + ing
4. werkwoord

We maken de present simple door:

1. werkwoord
2. I/we/you/ they werkwoord He/she/it werkwoord + (e)s
3. werkwoord + (e)s
4. 'to be' + werkwoord + ing

In de present simple krijgen he/she/it een -(e)s achter het werkwoord (bijv. He drives a car).
Hoe noemen we deze regel?

Schrijf een zin in de present simple.

Schrijf een zin in de present continuous.

Ik weet wanneer ik de present simple en de present continuous gebruik?

😒🙁😐🙂😃

Ik weet hoe ik de present simple en de present continuous moet maken?

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk

Leren woordjes lesson 2 op blz. 39 (study box)

Neem je leesboek mee, want we gaan lezen :)

Present simple

Bevestigende zinnen (+)

Ontkennende zinnen (-)

Vragen (?)

Bevestigende zinnen (+)

De present simple schrijf je meestal met het hele werkwoord. Alleen bij he/she/it schrijf je een -(e)s achter het hele werkwoord (shit-regel).

Woorden die eindigen op een sis-klank (ch, sh, s, z) krijgen -es.

I wash            ->              She washes

Woorden die eindigen op een medeklinker + y krijgen -ies.

You cry         ->                He cries

Ontkennende zinnen (-)

Ontkenningen in de present simple maak je met don't / doesn't + hele werkwoord. Doesn't gebruik je bij he/she/it. Bij de best van de woorden (I/you/we/they) gebruik je don't.

Voorbeelden:

You don't walk to school.

Eva doesn't walk to school.

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(-) Mandy .............. to swim.

1. don't like
2. don't likes
3. doesn't like
4. doesn't likes

Vragen (?)

Vragen in de present simple maak je met do / does + hele werkwoord. Does gebruik je bij he/she/it. Bij de rest van de woorden (I, you, we, they) gebruik je do.

Voorbeelden:

Do you walk to school?

Does Eva walk to school?

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(?) ................ you want to go to the movies?

1. Do
2. Does

Bijzondere werkwoorden ('to be')

Bijzondere werkwoorden ('to have got')

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(?) ........... you ........... coffee? (to want)

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
(-) The children ................. at the playground. (to be)

Huiswerk

Opdracht 5 t/m 8 op blz. 33 van het werkboek.