Lees paragraaf 4 stil voor jezelf door. Kijk goed naar de afbeeldingen.
timer
7:00
Slide 3 - Tekstslide
Een natriumatoom / natrium-ion
Hoeveel protonen?
Hoeveel elektronen?
Slide 4 - Tekstslide
Een chlooratoom / chloride-ion
Hoeveel protonen?
Hoeveel elektronen?
Slide 5 - Tekstslide
Natrium-ion en een chloride-ion
Ionaire binding in een zout
Slide 6 - Tekstslide
Tabel 5 op blz. 26
Deze namen en formules van ionen moet je uit je hoofd gaan leren!
Slide 7 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Opgaven 57-59, 62, 64, 67 uit je werkboek
10 minuten volledige stilte (rood)
5 minuten fluisterend overleggen (oranje)
Bij vragen steek je je hand op
Eerder klaar? Lees alvast paragraaf 5!
timer
15:00
Slide 8 - Tekstslide
Samengestelde ionen
Een ion (= geladen deeltje) dat uit meerdere atoomsoorten bestaat: OH- : een hydroxide-ion
Tabel 6 op blz. 28
Slide 9 - Tekstslide
Verhoudingsformules
Een positief ion en een negatief ion bij elkaar (dit is een zout!) geef je weer met een verhoudingsformule.
Die formule moet weer neutraal zijn: evenveel positieve als negatieve lading.
Voorbeeld: (Na+) heeft een lading van 1+. (Cl-) heeft een lading van 1-. Hoeveel (Na+) en (Cl-) heb je nodig voor een neutrale verhoudingsformule?
Slide 10 - Tekstslide
Stappenplan opstellen verhoudingsformule
Noteer de naam van het zout. natriumoxide
Zet de namen van de ionen tussen haakjes achter elkaar (positief ion eerst). (Na+) (O2-)
De totale lading van de positieve ionen moet gelijk zijn aan de lading van de negatieve ionen. Hoeveel van Na en O heb je nu nodig om een neutrale formule te krijgen?
Vereenvoudig de verhoudingsformule: laat haakjes en ladingen weg. Na2O
Slide 11 - Tekstslide
Zelfstandig werken (oefenen)
Lees paragraaf 5 nog een keer en kijk goed naar het stappenplan.
Maak opdracht 71, 72, 73, 74, 76
Overleg fluisterend met buren als je er niet uitkomt of steek je hand op