2.4 Ionbinding

          2.4 Ionbinding
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

          2.4 Ionbinding

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van deze les

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Zouten
  • Worden gevormd doordat een metaalatoom elektron(en) afstaat aan een niet-metaalatoom.
  • Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.
  • Metaalatomen vormen positieve ionen (te weinig e-),        niet-metaalatomen vormen negatieve ionen (te veel e-).

Slide 4 - Tekstslide

Structuur van zouten
Ionbinding
Ionrooster

Slide 5 - Tekstslide

Ionbinding
Een zout bestaat uit positieve en negatieve ionen. Deze ionen samen vormen een ionrooster. De bindingen tussen de ionen heten ionbindingen. Een ionbinding is een zeer sterke binding.

Slide 6 - Tekstslide

Ionbinding


  • Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.
  • Zeer sterke binding

Slide 7 - Tekstslide

Natriumchloride (NaCl)
  • Metaal-ion = natrium. Staat 1 elektron af, wordt Na+.
  • Niet-metaal ion = chloor. Neemt 1 elektron op, wordt Cl-.
  • Namen: natrium-ion en chloride-ion
  • Zout heet natriumchloride, NaCl.
  • Formule van een zout noem je de                     verhoudingsformule (niet molecuulformule!). 

Slide 8 - Tekstslide

Lading van ionen
  • Alkalimetalen: 1+ 
  • Halogenen: 1- 

Wat wordt de lading van de aardalkalimetalen?
En wat wordt de lading van de groep van zuurstof? 

Slide 9 - Tekstslide

Het periodiek systeem
Alkalimetalen
Aardalkalimetalen
Halogenen
Edelgassen

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf in je schrift en geef antwoord op de vragen.
  1. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft een calcium-ion (Ca2+) ion met massagetal 40? 
  2. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft een chloride-ion (Cl-) met een massa van 35?

Slide 11 - Tekstslide

Check je antwoorden:
Ca2+: 20 protonen, 20 neutronen, 18 elektronen 
Want de lading is 2+, dus er moeten 2 elektronen zijn afgestaan

Cl-: protonen: 17 protonen, 18 neutronen, 18 protonen
Want de lading is 1-, dus er moet 1 elektron opgenomenzijn.

Slide 12 - Tekstslide

Maak een keuze...
- Je mag meedoen met de LessonUp --> dan pak je je iPad erbij en log je in bij LessonUp .
(open geen andere programma's op je iPad, want dan lig je uit LessonUp)
OF
- Je mag aan de slag met de opdrachten van 2.4 (p. 110-115)
Beide opties voer je alleen uit, zonder overleg.

Slide 13 - Tekstslide

Geef de naam van de binding die tussen ionen voorkomt.
A
Ionbinding
B
Dipool-ionbinding
C
Dipool-dipoolbinding
D
Datieve binding

Slide 14 - Quizvraag

Welk deeltje heeft een ionbinding?
A
F2
B
NaCl
C
Fe
D
Fe + Cr

Slide 15 - Quizvraag

Bij deze stof is er in de vaste fase sprake van...
A
metaalbindingen en ionbindingen
B
atoombindingen en molecuulbindingen
C
ionbindingen en atoombindingen
D
ionbindingen

Slide 16 - Quizvraag

Een ionbinding
A
is minder sterk dan een Vanderwaals binding.
B
komt alleen voor bij zouten.
C
bestaat ook als het zout is opgelost in water.
D
komt voor bij alle stoffen op aarde.

Slide 17 - Quizvraag

Welke binding wordt verbroken bij het ontleden van een zout?
A
Atoombinding
B
Ionbinding
C
Metaalbinding

Slide 18 - Quizvraag

Welk(e) van de onderstaande stof(fen) bevat(ten) ionbinding(en)
A
Ne
B
K2O
C
SnCu
D
CH4

Slide 19 - Quizvraag

De ionbinding ontstaat tussen een positief- en negatief-ion
A
Onjuist
B
Juist

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak 2.4 Ionbinding opdr. 1 t/m 15 (p. 110-115)

Dinsdag 5 december: Formatieve Toets H2
Leer aub goed! Hoe?
--> Maak Test Jezelf online
--> Check Jezelf met de Leerdoelen (aan het begin van elke pagina)

Slide 21 - Tekstslide