- onrustig bewegen met handen en voeten.
-moeite hebben om te blijven zitten wanneer dat nodig is.
-aan één stuk door praten
-moeite hebben om rustig te spelen.
-moeite hebben met het opvolgen van aanwijzingen of opdrachten van anderen
-het verstoren van bezigheden van anderen
-niet op de beurt kunnen wachten
-geen gevaar zien
-vaak kleine ongelukjes hebben