Thema 1 3 k/tl Organen en cellen par. 1 tm 4

Organen en cellen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Organen en cellen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

LEVENSKENMERKEN

Slide 3 - Tekstslide

Stofwisseling
De levenskenmerken samen zorgen voor STOFWISSELING in een organisme. 
Bij stofwisseling worden stoffen omgezet in andere stoffen
bijvoorbeeld: Als je een broodje eet wordt dit brood omgezet in ENERGIE.
Hierdoor ontstaat GROEI en ONTWIKKELING. 

Slide 4 - Tekstslide

Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is een organisme?
A
Een deel van een lichaam.
B
Iets dat leeft.
C
Een aantal organen die samenwerken

Slide 6 - Quizvraag

Welke levenskenmerken horen bij stofwisseling ?
A
voortplanten
B
voeden
C
uitscheiden
D
ademhalen

Slide 7 - Quizvraag

levensloop

Slide 8 - Tekstslide

Organen
In je lichaam werken allerlei organen samen. 
Een orgaan is een deel van een organisme(=levend wezen) met een of meer functies. 
Een orgaan van een plant is bv: de wortels. Functie: opnemen van water en stevigheid bieden
Een orgaan van een mens is bv: longen. Functie: zuurstof opnemen en koolstofdioxide afgeven

Slide 9 - Tekstslide

Orgaanstelsel: een groep samenwerkende organen

Slide 10 - Tekstslide

orgaanstelsels

Slide 11 - Tekstslide

Levensloop/ levenscyclus 
De levensloop begint met geboorte en eindigt met de dood
In de levenscyclus gaan organismen dood maar door nakomelingen blijft het soort bestaan. 

Slide 12 - Tekstslide

Levensloop en cyclus
  • Wat is het verschil tussen een levensloop en levenscyclus?

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een orgaan?
A
Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies
B
Een orgaan is een deel van het menselijk lichaam met een of meer functies
C
Groep organen met dezelfde functie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 14 - Quizvraag

Weefsels
  • Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
  • tussen deze cellen zit tussencelvloeistof ( de cellen liggen dan niet tegen elkaar aan) 
  • Tussencelstof kan per weefsel anders zijn. In beenweefsel is de tussencelstof hard: VEEL KALK

Slide 15 - Tekstslide

Van groot naar klein..
Organisme
orgaanstelsel
orgaan
weefsel
cel 

Slide 16 - Tekstslide

Van organisme naar cel
A
Organisme, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, cel
B
Organisme, orgaan, orgaanstelsel, weefsel, cel
C
Organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel
D
Organisme, orgaan, weefsel, cel, orgaanstelsel

Slide 17 - Quizvraag

Dierlijke cellen
Celmembraan: Een vlies om het cytoplasma
Celkern: Regelt alles wat er in de cel gebeurt
Kernmembraan: Een vlies om de celkern
Cytoplasma: Een stroperige vloeistof

Slide 18 - Tekstslide

Cellen van dieren 
(dierlijke cellen; mensen hebben ook dierlijke cellen) 


Cellen van planten
(plantaardige cellen)



Slide 19 - Tekstslide

Welke cellen hebben een celwand?
A
Dierlijke cellen
B
Planten cellen

Slide 20 - Quizvraag

Een celwand vind je:
A
Alleen in plantaardige cellen
B
Zowel in dierlijke als in plantaardige cellen
C
Alleen in dierlijke cellen

Slide 21 - Quizvraag

Dierlijke cellen hebben een...
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Vacuole
D
Bladgroenkorrels

Slide 22 - Quizvraag