toekomst groep 8

toekomst groep 8
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

toekomst groep 8

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor innovatief?
A
Dat het vernieuwend is.
B
Dat het denkbeeldig is.
C
Dat je het van de gunstige kant bekijkt.
D
Dat het onwerkelijk is.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor praktisch?
A
vernuftig
B
doelmatig
C
pessimistisch
D
driedimensionaal

Slide 3 - Quizvraag

De medeoorzaak waardoor iets gebeurt, is (schrijf ook het lidwoord op)

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent: de tijd is rijp.
A
Dat je naar huis mag.
B
Dat je het later welt zult weten.
C
Dat het een geschikt moment is.
D
Dat je een vooruitzicht hebt voor de toekomst

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het tegengestelde van ongewis?

Slide 6 - Open vraag

Wat past het beste bij het woord evolueren?
A
Veranderen van vorm.
B
Ontwikkelen en beter worden.
C
Iets maken.
D
Het slechtste verwachten.

Slide 7 - Quizvraag

Wat past het beste bij het woord utopie?
A
Dromen
B
Doemdenken
C
Transformeren
D
Produceren

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
Dichtbij in de tijd
B
vernuftig
C
nabij
D
niet ver weg.

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
virtueel
B
knap
C
slim
D
ingenieus

Slide 10 - Quizvraag

Welke drie horen bij elkaar?
A
het voordeel, de gadget, het profijt
B
de gadget, het voordeel, het nut,
C
het nut, het profijt, het voordeel
D
de gadget, de prognose, juf Miranda

Slide 11 - Quizvraag

Waar of niet waar? Leenwoorden zijn alle woorden die we gebruiken en uit een andere taal komen.

Slide 12 - Open vraag

Welk kenmerk past niet bij een sciencefictiontekst?
A
Het speelt in de toekomst.
B
Het is een verzonnen verhaal.
C
Er komen slimme toepassingen vanuit de wetenschap in voor.
D
Het is gebaseerd op de werkelijkheid.

Slide 13 - Quizvraag

Waar of niet waar? Leenwoorden zijn alleen de woorden die we uit het Engels hebben overgenomen.

Slide 14 - Open vraag