Examentraining H5 2021 2019-I tekst 2

Lees tekst 2 van het examen 2019-I. Zorg dat je je pen of markeerstift bij de hand hebt. Maak daarna de vragen!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lees tekst 2 van het examen 2019-I. Zorg dat je je pen of markeerstift bij de hand hebt. Maak daarna de vragen!

Slide 1 - Tekstslide

13) Alinea 2 bevat een constatering, gevolgd door een uitwerking.
Van welk type uitwerking is sprake in alinea 2?
Er is sprake van een uitwerking op basis van 1p
A
een vergelijking.
B
kenmerken of eigenschappen
C
oorzaak en gevolg.
D
voorbeelden.

Slide 2 - Quizvraag

14) In alinea 3 wordt gebruik gemaakt van het argumentatieschema op basis van autoriteit.
Leg uit waar dit uit blijkt.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden. 1p

Slide 3 - Open vraag

“Een sterkere aanwijzing voor de populariteit van thuisblijven is de
weergave van uitgaan in populaire cultuur.” (regels 45-47)
Een kritisch lezer kan een van de volgende drogredenen vinden in de
redenering in deze alinea: cirkelredenering, overhaaste generalisatie,
persoonlijke aanval, vals dilemma of vertekenen van een standpunt. (Zie volgende dia)

Slide 4 - Tekstslide

15) Noem de drogreden en leg uit wat er niet zou kloppen in de argumentatie.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 30 woorden. 2p


Slide 5 - Open vraag

16) Vanaf alinea 7 geeft de tekst drie algemene verklaringen voor de
toenemende populariteit van thuisblijven.
Noteer die algemene verklaringen en nummer ze.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 50 woorden. 3p

Slide 6 - Open vraag

17) “Het grootste risico dat je loopt, schrijft Young, is dat je bezorgde eten klef is of dat die ene aflevering tegenvalt.” (regels 111-114)
Met welk woord kan de gevoelswaarde die uit dit citaat van Young spreekt, het best omschreven worden? 1p

A
bezorgdheid
B
opluchting
C
spot
D
verwondering

Slide 7 - Quizvraag

18) Hoe is alinea 9 het best te typeren?
als een alinea waarin 1p
A
een positieve conclusie wordt getrokken over de toekomst
B
een sombere toekomstverwachting wordt gerelativeerd
C
scenario’s voor de toekomst tegen elkaar afgewogen worden
D
vragen over de toekomst aan de lezer gesteld worden

Slide 8 - Quizvraag

19) “Jaar van schrijven: 1987.” (regel 138)
Welk verschijnsel uit alinea 9 wordt met de slotzin van tekst 2
onderbouwd?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 1p

Slide 9 - Open vraag

20) Welke omschrijving verwoordt het best de hoofdgedachte van tekst 2? 2p
A
Thuisblijven is de huidige trend, maar bepaalde uitgaansgelegenheden blijven populair en naar verwachting kiezen mensen op termijn weer vaker voor uitgaan.
B
Thuisblijven wint, onder invloed van tv-series en andere uitingen van populaire cultuur, steeds meer aan populariteit terwijl sociale media steeds minder invloed krijgen.
C
Thuisblijven wordt momenteel steeds populairder omdat mensen behoefte hebben aan de veiligheid van de eigen omgeving en via sociale media voldoende contact hebben met elkaar.
D
Thuisblijven wordt steeds meer sociaal geaccepteerd, omdat mensen behoefte hebben aan veiligheid, maar tegelijkertijd worden uitgaansgelegenheden nog altijd goed bezocht.

Slide 10 - Quizvraag

Nu volgen overkoepelende vragen bij tekst 1 en 2

Slide 11 - Tekstslide

21) In tekst 2 gebruiken mensen sociale media met een ander doel dan in
tekst 1.
Wat is het doel in tekst 1 en wat in tekst 2?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 2p

Slide 12 - Open vraag

22) “‘De mens is een kuddedier en dat heeft sociale implicaties’, zegt Jaap van Ginneken, massapsycholoog en schrijver van Het enthousiasmevirus.” in tekst 1 (regels 63-66)
Past de thuisblijftrend uit tekst 2 wel of niet in de theorie van Jaap van Ginneken? Leg uit waarom.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden. 2p

Slide 13 - Open vraag

23) In alinea 2 van tekst 2 wordt besproken dat mensen bepaalde foto’s via sociale media delen.
Welke deskundige uit tekst 1 verklaart het best waarom mensen de neiging zouden hebben tot het delen van foto’s? 1p
A
marketingbureau JWT in alinea 2
B
Jaap van Ginneken in alinea 3
C
Sherry Turkle in alinea 4
D
Robin Brouwer in alinea 5

Slide 14 - Quizvraag