De arbeidsmarkt

Leerdoelen

- Kennismaken met de arbeidsmarkt en verschillende soorten contracten.



1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen

- Kennismaken met de arbeidsmarkt en verschillende soorten contracten.



Slide 1 - Tekstslide

Wat is de arbeidsmarkt?
A
Het geheel van vraag en aanbod naar arbeid
B
Het geheel van vraag naar arbeid
C
Het geheel van aanbod naar arbeid
D
Vacatures

Slide 2 - Quizvraag

Vraag/ aanbod arbeid
A
Qa = werkgever , Qv = werknemer
B
Qa = werknemer, Qv = werkgever
C
Qa = loon, Qv = werknemer

Slide 3 - Quizvraag

werkloosheid
A
Aanbod arbeid is groter dan de vraag
B
Aanbod van arbeid is kleiner dan de vraag

Slide 4 - Quizvraag

Na hoeveel contracten moet je een vast contract krijgen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Na hoeveel maanden krijg je een vast contract?
A
12
B
36
C
24
D
48

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel procent van de Nederlandse beroepsbevolking heeft een vast contract?
A
50%
B
60%
C
70%
D
80%

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een CAO?
A
Collectieve arbeidsovereenkomst
B
Centrale arbeidsopzet
C
Collectieve afsprakenovereenkomst
D
Centrale arbeidsovereenkomst

Slide 9 - Quizvraag

Wat heb je aan de CAO?
A
Heb er helemaal niets aan
B
Zonder cao heb je alleen de minimale bescherming van de wet
C
Wanneer een arbeidsovereenkomst iets bepaalt wat de cao niet toelaat, gaat de cao voor.
D
Een arbeidsovereenkomst geldt alleen voor jou. Een cao geldt voor een hele sector of bedrijf.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een flexwerker
A
Iemand die aan het flexen is met zijn dure spullen
B
Een werknemer die tijdelijk werkzaamheden verricht zonder vast contract.
C
Iemand die alleen werkt met een vast contract
D
Iemand die vooral part time ergens werkt.

Slide 11 - Quizvraag

Als je een nul-urencontract hebt bij een werkgever, dan spreek je van..
A
flexwerk
B
vast contract

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een Flexwerker?
A
Oproepkrachten
B
Uitzendkrachten
C
Werknemers met een tijdelijk arbeidscontract
D
Een werknemer met een vast contract

Slide 13 - Quizvraag

deze flexwerker weet hoeveel uur hij werkt per week
A
zzp'er
B
uitzendkracht
C
oproepkracht

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Als je een vast contract hebt heb je een contract voor...
A
Bepaalde tijd
B
Onbepaalde tijd

Slide 16 - Quizvraag

Een zzp'er is een......
A
Zelfstandige zonder pensioen
B
Zelfstandige zonder pand
C
Zelfstandige zonder personeel
D
Zelfstandige zonder prijzen

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel % van de beroepsbevolking is ZZP’er?

A
9%
B
11%
C
13%
D
17%

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn de voordelen van zzp'er zijn?
A
Eigen tijd indelen en eigen baas zijn
B
Wisselende inkomsten
C
Winst voor jezelf
D
zelf pensioen opbouwen

Slide 19 - Quizvraag

ZZP is een vorm van
A
Loondienst
B
Eigen onderneming
C
Uitbesteden van werk

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

er is veel werkloosheid bij
A
krappe arbeidsmarkt
B
ruime arbeidsmarkt

Slide 22 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Werklozen zijn vragers naar arbeid
B
De vraag naar arbeid is gelijk aan de werkgelegenheid
C
Vacatures en werkgelegenheid vormen de vraag naar arbeid
D
Alleen bedrijven vragen arbeid

Slide 23 - Quizvraag

I: vacatures en werkgelegenheid vormen samen de vraag naar arbeid
II: alleen bedrijven vragen arbeid
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
I: juist, II: onjuist
D
I: onjuist, II: juist

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 26 - Tekstslide