Verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Signaalwoorden en verwijswoorden

Noem zoveel mogelijk signaalwoorden

Signaalwoorden:
De boodschappen zijn op....... ik loop even naar de supermarkt

1. daardoor
2. dus
3. omdat
4. bijvoorbeeld

Ik denk dat ik te laat kom......ik nu niet vertrek

1. als
2. kortom
3. waarom
4. vroeger

Oorzaak - gevolg

Tijdaangevend

Samenvatting

Tegenstelling

Vergelijking

Doordat

Straks

Kortom

Enerzijds ...anderzijds

Zoals

Verwijswoorden

Een verwijswoord verwijst naar een woord of woordgroep ergens anders in de tekst.

Verwijswoorden zorgen ervoor dat je woorden of woordgroepen niet steeds hoeft te herhalen.

Verwijswoorden

De jongen liep door een steegje, daar kreeg....... het benauwd

1. zij
2. hem
3. hij
4. haar

De dame stapte net op de tijd de trein in! Maar .... niet door dat ..... haar jas tussen de deur kreeg

1. ze + haar
2. ze + ze
3. ze + het
4. haar + ze

Het kindje liep zo snel dat ..... struikelde over het speelgoed

1. hij
2. zij
3. het

mannelijk / vrouwelijk / onzijdig

De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk.

Naar de-woorden kun je verwijzen met zij/ze, hij, haar, hem, zijn, deze of die.

Alle het-woorden zijn onzijdig.

Naar het-woorden kun je verwijzen met het, zijn, dit of dat.