voegwoorden en bijwoorden Handbuch 32 und 33

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ich besuchte ihn,______ er noch in Düsseldorf wohnte.
A
damals
B
als
C
wenn

Slide 4 - Quizvraag

Möchtest du Kaffee_____Tee?
A
ob
B
aber
C
oder

Slide 5 - Quizvraag

Er spielt Gitarre, _______(=terwijl) sie Klavier spielt.
A
dass
B
während
C
oder

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vertaal je: 'nicht nur, sondern auch' ?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent het voegwoord 'weil'?

Slide 8 - Open vraag

Welk voegwoord hoort in deze zin?
Diese Jacke kostet ______(=maar) 20 Euro
A
aber
B
sondern
C
nur

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord pas in deze zin? Ich bleibe zu Hause, ______ ich habe Fieber.
A
denn
B
dann
C
weil

Slide 10 - Quizvraag

vor of für?
Vor der Tür, vor der Schule   (plaats)

Claudia hat ein Geschenk für mich (voor = bestemd voor)
Sie haben für eine Woche einen Zeltplatz reserviert. 
(voor = voor de duur van)

Slide 11 - Tekstslide

von of durch?
Die Geschichte wurde von (door iemand = von) Daniel Kehlmann geschrieben  
Das Auto fährt durch (door - doorheen) die Straße

Slide 12 - Tekstslide

nach of zu of in  of an

Slide 13 - Tekstslide

Ich fahre im Sommer____(=naar) Berlin
A
zu
B
in
C
nach
D
an

Slide 14 - Quizvraag

Mein deutscher Freund fährt im Sommer _______(=naar) die Niederlande
A
nach
B
in
C
zu
D
an

Slide 15 - Quizvraag