oefenen met signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Signaalwoorden en verbanden

De toets maandag 15 feb gaat over lezen hoofdstuk 3. In de tabel op blz 84 van dat hoofdstuk staan alle signaalwoorden en verbanden die je daarvoor moet kennen. Hier volgt een powerpoint die je nog even kunt bekijken, maar je mag ook meteen naar de opdrachten gaan aan het eind. Daarbij heb je de geprinte teksten nodig.

In de eerste alinea van tekst 1 staat een duidelijk verband. Welk?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. voorwaarde

Wat staat dan tegenover elkaar in deze alinea?

Met welk verband start de tweede alinea?

1. opsomming
2. voorwaarde
3. tegenstelling
4. mening

Noteer het signaalwoord en het daarbijbehorende verband in de laatste zin van alinea 2.

Wat is het verband tussen alinea 2 en 3?

In alinea 5 is sprake van een voorwaardelijk verband. Welke voorwaarde?

Noteer tot slot de tegenstelling in de laatste zin.

Tekst 2 In deze tekst is twee keer sprake van een voorwaardelijk verband. Noem ze.

Wat is de reden dat de drang om maximaal van natuurijs te profiteren zo groot is? (alinea 3)

Door welk signaalwoord kon je de reden van de vorige vraag goed herkennen?

Welk verband zie je in de eerste zin van alinea 5?

Aan welk signaalwoord zag je het vorige verband goed?

Noteer tot slot nog de tegenstelling in de laatste alinea.

Thuis nog voorbereiden?

Als je voor de toets nog een uitlegfilmpje zou willen kijken, kun je bij eerdere lessonups van deze klas kijken of je kunt op de link klikken https://www.lessonup.com/app/lesson/Ac2aviuiwRRqLnBkh/ipSpddz3CtSLh8F6d