Blok 5 Spelling lj1 BBL/KBL/TL

Blok 5 Spelling 



leerjaar 1

BBL/KBL/TL

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Blok 5 Spelling 



leerjaar 1

BBL/KBL/TL

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht:

- Schrijf de hij-vorm tegenwoordige tijd van de onderstaande werkwoorden op in je schrift. 
- Maak twee kolommen: kolom 1 hele ww, kolom 2 hij-vorm.
werken        raden
lopen           poepen
snoepen     antwoorden
gapen          schrijven
kopen           blijven

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen:
BBL: instructie + zelfstandig werken

KBL: zelfstandig werken +  instructie met TL en apart + zelfstandig werken

TL: zelfstandig werken + instructie met KBL + zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen:
TL en KBL: Ik kan de bezitsvorm van een zelfstandig naamwoord op de juiste manier schrijven. Ik weet hoe ik cijfers en letters op de juiste manier schrijf en gebruik in teksten.
KBL: Ik weet hoe ik een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.
BBL: Ik kan de verleden tijd bij klankvaste werkwoorden goed schrijven.
Ik weet wat ik kan doen als ik niet weet of een woord met de b, p, d of t eindigt. Ik weet wanneer ik de ei of ij moet schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord hoort op de lege plek:

Ik ben .............
A
verbaast
B
verbaasd

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de ik-vorm verleden tijd van rusten op:
Na de wedstrijd ............... ik gisteren.

Slide 6 - Open vraag

Aan de slag:
BBL: instructie

KBL: online Blok 5 Spelling opdracht 16

TL: online Blok 5 Spelling opdracht 19 en 20

Slide 7 - Tekstslide

BBL: Verleden tijd klankvaste werkwoorden
  • Klankvast?
  • Verleden tijd?
  • 't ex-kofschip? / 't sexy fokschaap
  • stam of ik-vorm?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Wat is de stam van werken?

Slide 10 - Open vraag

Wat is de hij-vorm verleden tijd van werken?

Slide 11 - Open vraag

Stappen verleden tijd:
  1. stam (hele werkwoord  - -en)
  2. wat is de laatste letter?
  3. in 't ex-kofschip/sexy fokschaap? 
  4. ja = -te of -ten
  5. nee = -de of -den

LET OP: 
- bij enkelvoud = -de/-te
- bij meerdere personen = -den/ -ten

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag:
BBL: Online blok 5 spelling opdracht 17, 18a, 19, 20 + dictee

KBL: instructie

TL: instructie

Slide 13 - Tekstslide

KBL/TL: Bezitsvormen
In plaats van de schoenen van mijn vader kun je ook zeggen mijn vaders schoenen

De bezitsvorm geeft aan van wie of wat iets is.

De bezitsvorm van een zelfstandig naamwoord maak je meestal door er een -s achter te zetten.

Slide 14 - Tekstslide

Verander de bezitsvorm:
De vriend van Jan is aardig.

Slide 15 - Open vraag

Verander de bezitsvorm:
De telefoon van Farah.

Slide 16 - Open vraag

s of 's of '?
Bij de bezitsvorm schrijf je de s altijd vast aan het zelfstandig naamwoord, tenzij je daardoor problemen krijgt met de uitspraak van het woord. 

  1. Als het woord eindigt op een lange klinker of een y schrijf je een apostrof voor de bezits-s: oma’s stem, Romeo’s liefde, Toni’s haar, baby’s wiegje. 
  2. Als het woord eindigt op een s-klank schrijf je alleen een apostrof: Joris’ schooltas, Lex’ liedje, Joyce’ nagels.

Slide 17 - Tekstslide

Verander de bezitsvorm:
De postzegel van Hugo

Slide 18 - Open vraag

Verander de bezitsvorm:
Het avontuur van Rex

Slide 19 - Open vraag

KBL/TL: Cijfers en getallen
In teksten gebruik je meestal geen cijfers, maar schrijf je getallen voluit.
Op deze regel zijn twee uitzonderingen:
  1. Bij maten en gewichten zijn cijfers soms duidelijker.
  2. Grote, ingewikkelde getallen schrijf je meestal in cijfers.

Voor of na cijfers en getallen kom je soms speciale tekens en afkortingen tegen, zoals €, %, kg of cm. In een tekst schrijf je deze ook voluit: euro, procent, kilo of centimeter.




Slide 20 - Tekstslide

Schrijf op zoals het hoort:
1 kg appels kost € 2,20

Slide 21 - Open vraag

Schrijf op zoals het hoort:
Ik verdien per maand € 1233,-

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag:
BBL: Online blok 5 spelling opdracht 17, 18a, 19, 20 + dictee

KBL: instructie

TL: Online blok 5 spelling opdracht 19, 20, 22, 23, 24, 25 + dictee

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Schrijf de persoonsvorm uit de zin op:
Afgelopen weekend zijn vijf vermiste kinderen teruggevonden.

Slide 25 - Open vraag

Schrijf het voltooide deelwoord dat als bijvoeglijk naamwoord gebruikt is op:
Afgelopen weekend zijn vijf vermiste kinderen teruggevonden.

Slide 26 - Open vraag

Schrijf het voltooide deelwoord dat als bijvoeglijk naamwoord gebruikt is op:
De verdwaalde groep was gaan wandelen tijdens een feestje.

Slide 27 - Open vraag

Huiswerk en aan de slag:
BBL: Online blok 5 spelling opdracht 17, 18a, 19, 20 + dictee

KBL: Online blok 5 spelling opdracht 16 t/m 21 + dictee 

TL: Online blok 5 spelling opdracht 19, 20, 22, 23, 24, 25 + dictee

Slide 28 - Tekstslide

Welk cijfer geef je jezelf voor je werkhouding?
tussen de 1 en 10

Slide 29 - Open vraag

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 30 - Open vraag