V41 26.11.2020

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

V41

26.11.2020
Hausaufgaben
Fälle
Evt. lernen

Hausaufgaben

Wörter gelernt
Leseverstehen 5, 6
Wortschatz 21, 22

Zinsontleding - Nederlands

Wat is in de volgende zinnen het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp?

1. De dierenarts gaf de hond medicijnen. 

2. Heb je mij het huiswerk nog gestuurd?

3. De postbode bracht ons het pakketje. 

Zinsontleding - Duits

Wat is in de volgende zinnen het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp?

1. Hat dein Bruder uns eine Karte geschickt?

2. Wer hat der Lehrerin die Geschichte erzählt?

3. Sie haben uns ein Paket gebracht. 

Zinsontleding en naamvallen

1. Het onderwerp staat altijd in de eerste naamval (Nominativ).

2. Het lijdend voorwerp staat altijd in de vierde naamval (Akkusativ).

3. Het meewerkend voorwerp staat altijd in de derde naamval (Dativ).

Schrijf nu bij de zinnen van de vorige dia op, in welke naamval de zinsdelen staan. 

Zinsontleding en persoonlijke voornaamwoorden

In de volgende zinnen moet je eerst het zinsdeel en de naamval bepalen (ow, lv, mw). Daarna kijk je in het schema persoonlijke voornaamwoorden, wat er op de puntjes moet staan:

1. (Ik) ... habe (jouw) ... Bruder einen Brief geschrieben.

2. Hat (hij) ... (deze) ... Brief (m) bekommen? 

(Ik) brauche einen Kugelschreiber!

Kannst du (haar) Schwester das Buch geben?

Ich habe (deze) Hund (m) im Wald gesehen.

Das hat der Lehrer (jullie) gesagt.

(Sommige) Leute sind wirklich unfreundlich.

Haben (u) heute Zeit?

An die Arbeit

Aufgabe 8-11 (Kapitel 2, Teil II)
Wörter lernen (DN)

Huiswerk nakijken (Classroom)