Spelling - meervoud en werkwoorden

Spelling - Blok 5
- Meervoudsvormen
- Werkwoorden

Blz. 182-186 uit het boek
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling - Blok 5
- Meervoudsvormen
- Werkwoorden

Blz. 182-186 uit het boek

Slide 1 - Tekstslide

In deze les...
In deze les ga je zelfstandig aan de slag met verschillende opdrachten over spelling (meervoud  van zelfstandig naamwoorden en werkwoorden). Je zal ongeveer een 40-50 minuten bezig met de les. Het is de bedoeling dat je serieus aan het werk gaat. Je mag gebruik maken van je lesboek, een schrift en een pen. Het is handig om je oortjes/koptelefoon in de
buurt te hebben! 


Slide 2 - Tekstslide

Schrijf van de volgende woorden het meervoud op: braam, zoon, idee, museum, politicus, café, massa

Slide 3 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm uit de volgende zin in de juiste vorm op.
Mijn oma (hebben) drie jaar geleden twee nieuwe heupen gekregen.

Slide 4 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm uit de volgende zin in de juiste vorm op (verleden tijd).
Door de harde storm (slapen) Ben en zijn zusje de hele nacht niet.

Slide 5 - Open vraag

Meervoud
Eend - eenden, zolder - zolders, knie - knieën... 
In het Nederlands zijn er verschillende manieren om van een zelfstandig naamwoord het meervoud op te schrijven. In de volgende dia's staan de manieren uitgelegd. Lees ze goed door en maak de opdrachten.

Succes!

Slide 6 - Tekstslide

Meervoud op -en
In veel gevallen kan je de letters -en aan een woord vastplakken om daar een meervoud van te maken. Enkele voorbeelden:
Eend - eenden, hond - honden, baard - baarden, pompoen - pompoenen, schrift - schriften.

Let bij sommige woorden goed op. Zo wordt kat niet katen, maar katten. Boom wordt
niet boomen, maar bomen. Bom wordt niet bomen, maar bommen. Het is
belangrijk dat je de uitspraak in de gaten blijft houden.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste meervoudsvorm van het woord aardappel?
A
Aardappelen
B
Aardappellen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste meervoudsvorm van het woord aap?
A
Aapen
B
Apen
C
Aaps

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste meervoudsvorm van het woord monnik?
A
Monniken
B
Monnikken
C
Monniks

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste meervoudsvorm van het woord papegaai?
A
Papegaaien
B
Papegaais

Slide 11 - Quizvraag

Meervoud op -s
De tweede meervoudsvorm die we bekijken, is de vorm die eindigt op een -s. In de meeste gevallen plak je de -s gewoon aan het woord vast.
Voorbeelden: 
Printer - printers, letter - letters, café - cafés, 

Er zijn woorden waarbij je de -s er niet meteen aan vast plakt, maar waarbij je
gebruikt maakt van een apostrof (')  --> je krijgt dus 's. 

Slide 12 - Tekstslide

Meervoud op -s
In de vorige dia heb je gekeken naar woorden waar je de -s er in het meervoud aan vastplakt. Nu kijken we naar woorden waar je een -'s schrijft. De regel is: kan je het woord nog goed uitspreken als je de -s eraan vast plakt? Nee → dan schrijf je -'s.
Voorbeelden:
Panda - panda's, oma - oma's, radio - radio's, cola - cola's.
In het enkelvoud klinkt de laatste letter lang. De 's zorgt ervoor dat die letter lang 
blijft klinken.

Slide 13 - Tekstslide

Tijd voor een filmpje!
Op de volgende dia staat een video waarin de vorige regels nog eens kort en duidelijk uitgelegd worden.

Bekijk de video dus goed!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Meervoud op -ën
De derde regel die we behandelen gaat over meervoudsvormen die eindigen op -ën. Deze regel is ook behandeld in de video die je net hebt gekeken, dus het is een beetje herhaling. De regels:
- Eindigt het woord op -ee (ree, idee)? Je shrijft -ën erachter → ideeën, reeën
- Klemtoon op de laatste -ie (knie, melodie)? Je schrijft -ën erachter → kniën,
melodieën
- Klemtoon niet op de laatste -ie (bacterie)? Je schrijft -n erachter, de trema komt 
op de laatste e → bacteriën

Slide 16 - Tekstslide

Speciale meervouden
Naast de regels die je nu geleerd hebt, zijn er nog woorden met andere meervoudsvormen. Voorbeelden hiervan zijn:
- Woorden met twee meervouden:  aardappels/aardappelen, weides/weiden, groentes/groenten;
- Woorden uit het Latijn of Grieks: museum - musea (woord op -um krijgt in meervoud -a), politicus - politici (woord op -us krijgt in meervoud -i)
Deze woorden moet je vooral goed kennen en leren. Twijfel je? Zoek het op!

Slide 17 - Tekstslide

Meervoud van historicus
A
historici
B
historicussen
C
historica

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 19 - Open vraag

Wat is het meervoud van kind?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het meervoud van agenda?

Slide 21 - Open vraag

Wat is het meervoud van computer?

Slide 22 - Open vraag

Werkwoordspelling - even opfrissen!
In de volgende dia staat een korte video waarin de werkwoordspelling in een vogelvlucht wordt uitgelegd. 

Bekijk de video goed!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Wat is een andere manier om de persoonsvorm in een zin te vinden?

Slide 25 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin?
Jeroen heeft in verschillende bands gitaar gespeeld en gezongen.

A
gezongen
B
gespeeld
C
heeft

Slide 26 - Quizvraag

Wat houdt het werkwoordelijk gezegde in?
A
persoonsvorm
B
persoonsvorm + onderwerp
C
persoonsvorm + voltooid deelwoord
D
alle werkwoorden uit de zin

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van rusten?

Slide 28 - Open vraag

Verander de onderstaande zin van tijd.
Op donderdag doet mijn moeder boodschappen, kookt ze voor oma en gaat ze met vriendinnen een uur wandelen in het bos.

Slide 29 - Open vraag

Tot zover... 
Nu je deze LessonUp hebt afgerond, ga je verder met de opdrachten uit het boek. Je maakt opdr. 1 t/m 11 op pagina's 182 - 186.


Slide 30 - Tekstslide