Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
WIND MEE: Scheidbare werkwoorden
Welkom!
Welkom allemaal!
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welkom!
Welkom allemaal!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan wij oefenen
Scheidbare werkwoorden
Slide 2 - Tekstslide
Doel
Aan het einde van de les weten wij wat scheidbare werkwoorden zijn.
Slide 3 - Tekstslide
Scheidbare werkwoorden
Dit zijn werkwoorden die bestaan uit twee delen
-prefix (dit zegt iets over het werkwoord)
- werkwoord
Je schrijft het werkwoord NIET aan elkaar Je schrijft het werkwoord WEL aan elkaar
(als er twee werkwoorden in de zin staan)
1. In de tegenwoordige tijd
Ik was de borden af
4. met een modaal werkwoord
Ik moet de borden afwassen
2. In de verleden tijd
Ik waste de borden af
5. in de voltooide tijd
Ik heb de borden afgewassen
(de voltooide tijd van wassen = gewassen)
3. In de gebiedende wijs
Was de borden af!
Slide 4 - Tekstslide
Je schrijft het werkwoord NIET aan elkaar :
1. In de tegenwoordige tijd
Ik was de borden af
2. In de verleden tijd
Ik waste de borden af
3. In de gebiedende wijs
Was de borden af!
Slide 5 - Tekstslide
Je schrijft het werkwoord WEL aan elkaar
(als er twee werkwoorden in de zin staan)
4. met een hulpwerkwoord werkwoord
Ik moet de borden afwassen
5. in de voltooide tijd
Ik heb de borden afgewassen
(de voltooide tijd van wassen = gewassen)
Slide 6 - Tekstslide
Oefening scheidbare werkwoorden
Onderstreep het scheidbare werkwoord.
Wil je de televisie eens
uitzetten
?
1. Welke kleding wil jij naar het feest aantrekken?
2. Ik zal de deur even dichtdoen.
3. Zal ik de ramen schoonmaken?
4. Vroeger moest Hanna altijd haar eten opeten.
5. Thomas moet zijn trui uitdoen en een jasje aantrekken.
6. Wanneer ga jij je huiswerk inleveren?
7. Kan jij die pen even doorgeven?
8. Hanna moet elke avond haar camera opladen.
Slide 7 - Tekstslide
Het scheidbare werkwoord is onderstreept. Goed of fout?
1. De man moet uitkijken.
goed / fout
2. Thomas neemt de tabletten in.
goed / fout
3. De ouders van Hanna zullen om 21.00 uur aankomen.
goed / fout
4. Morgen zal ik taart meebrengen.
goed / fout
5. In de winter zal ik warme kleding aantrekken.
goed / fout
Slide 8 - Tekstslide
Vul het scheidbare werkwoord in.
1.
aannemen
De baas ______neemt_________ nieuw personeel _______aan_____________.
2.
oversteken
De oude man ______________ het gevaarlijke kruispunt _______________.
3.
binnenkomen
Alle mensen _________________ rond 9.00 uur ________________.
4.
meebrengen
De cursist ____________ nooit zijn lesboeken ________________.
5.
uitslapen
De huisgenoot _______________ altijd tot 11.00 uur _____________.
6.
inpakken
Als ik op vakantie ga, _______ ik twee dagen van tevoren mijn koffer ______.
7.
aantrekken
In de winter ___________ we warme kleren __________________.
8.
omdraaien
____________ je Ipad eens ________________.
9.
dichtmaken
Kun jij dat gaatje in de muur ___________________?
10.
ophalen
____________ jij me morgen om 20.00 uur ____________
Slide 9 - Tekstslide
De woorden van 6.1
Slide 10 - Tekstslide
De ...................... rijdt vaak onder de grond.
A
aankomst
B
metro
C
bus
D
verbinding
Slide 11 - Quizvraag
De trein is te laat. Hij heeft 10 minuten ..........................
A
vertraging
B
heen
C
reistijd
D
vertrek
Slide 12 - Quizvraag
Gaat deze trein ..................... Den Bosch?
A
spoor
B
plannen
C
richting
D
tonen
Slide 13 - Quizvraag
Waar moet ik ........................... als ik met de trein van Groningen naar Maastricht ga?
A
vinden
B
overstappen
C
volgende
D
verbinding
Slide 14 - Quizvraag
Een ................ is een snelle trein voor korte afstanden.
A
sprinter
B
bus
C
intercity
D
tas
Slide 15 - Quizvraag
Henk moet nu naar het ...................., want zijn trein vertrekt over een kwartier.
A
richting
B
verbinding
C
station
D
reizen
Slide 16 - Quizvraag
laten zien = ..........................
A
vinden
B
reizen
C
weten
D
tonen
Slide 17 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Toptaal A0A1 30 september
September 2021
- Les met
15 slides
NT2
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Scheidbare werkwoorden | maak de juiste zin (TC - A2 | thema 3)
Juli 2024
- Les met
21 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
D2 Scheidbare werkwoorden
Februari 2022
- Les met
35 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Scheidbare werkwoorden | maak de juiste zin (TC - A2 | thema 3)
Maart 2023
- Les met
13 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Scheidbare werkwoorden | maak de juiste zin (TC - A2 | thema 3)
Maart 2024
- Les met
13 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Scheidbare werkwoorden | maak de juiste zin (TC - A2 | thema 3)
September 2024
- Les met
13 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Scheidbare werkwoorden | maak de juiste zin (TC - A2 | thema 3)
Maart 2024
- Les met
13 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Klare taal plus - les 3 - te / om te + werkwoord en scheidbare werkwoorden
Februari 2023
- Les met
38 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2