H3 woordsoorten pers.vnw en bez.vnw

Nederlands 
Nodig:
LessonUp
Nieuw Nederlands 
Schrift 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
Nodig:
LessonUp
Nieuw Nederlands 
Schrift 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Werken in LessonUp 
Werken uit het boek 

Wat leren we?
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
Bladzijde 90+91

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Pers.vnw
- duidt een persoon, dier of ding aan (hij is verliefd)
Let op: ook 'het' kan een pers.vnw zijn (het maakt mij niet uit)

Bez.vnw.
- geeft aan van wie iets is
- staat altijd vóór het zn waar het bij hoort (jouw auto) 

Slide 3 - Tekstslide

Is dat jouw broer?
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Ik vraag iets aan jouw
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Ik vind jou tekening heel mooi.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Heb je me nieuwe fiets al gezien?
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Ik mag best een keer te laat komen, want hun zijn ook nooit op tijd.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Deze woorden kunnen zowel pers.vnw als bez.vnw zijn:
je, haar, ons, jullie, hun

Hoe weet je of het pers.vnw of bez. vnw is?

Vervang het door:
'hem' of 'hij' --> pers.vnw
'zijn' --> bez. vnw 

Slide 9 - Tekstslide

De docent vroeg haar waarom ze er niet was.

Je kunt 'haar' vervangen door 'hem' --> dus het is een pers.vnw.

Je kunt 'haar' niet vervangen door 'zijn' --> dus het is GEEN bez.vnw.

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk voor donderdag 
1. Bekijk de video-uitleg
Hoofdstuk 3 -> grammatica persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord -> onder de s (startopdracht)

2. Bladzijde 91: maak opdracht 1 t/m 3 (foto in de volgende les)

Slide 11 - Tekstslide

Foto van opdracht 1 t/m 3

Slide 12 - Open vraag

Nederlands 
Nodig:
LessonUp
Nieuw Nederlands 
Schrift 

Slide 13 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Huiswerk nakijken
Werken in LessonUp 
Werken uit het boek 

Wat leren we?
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
Bladzijde 90+91

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken 1 t/m 3
Mondeling 

Vragen?

Slide 15 - Tekstslide

Een zin met ‘jullie’ als onderwerp

Slide 16 - Open vraag

Een zin met ‘jullie’ als lijdend voorwerp

Slide 17 - Open vraag

Een zin met ‘jullie’ als bezittelijk voornaamwoord.

Slide 18 - Open vraag

Huiswerk
Maak opdracht 5 blz. 91

Slide 19 - Tekstslide

Foto huiswerk opdracht 5 (blz. 91)

Slide 20 - Open vraag

Nederlands
Nodig:
Boek
Schrift
LessonUp

Slide 21 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1. Huiswerk nakijken
2. Herhalen alle woordsoorten
3. Werken aan online extra opdrachten = huiswerk

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 5 (blz. 91)
Mondeling nakijken 

Slide 23 - Tekstslide

Herhaling alle woordsoorten 
blw, olw, czn, azn, zn-e, bn, st.bn, pers.vnw. en bez.vnw. 

Ken je alle afkortingen? 

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een concreet en abstract zn?
timer
1:00

Slide 25 - Open vraag

'Het' kan in een zin voorkomen als:
A
onbepaald lidwoord (olw)
B
bepaald lidwoord (blw)
C
persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
D
voorzetsel

Slide 26 - Quizvraag

'een' is een onbepaald lidwoord (olw)

'de' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden (blw)
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) staat altijd voor een zelfstandig naamwoord (zn)
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Wat is juist?
Het zelfstandig naamwoord...
A
...heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
B
...daar kun je meestal een lidwoord voor zetten.
C
...daar kun je vaak een verkleinwoord van maken.
D
- A, B en C zijn juist.

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video

Liedje luisteren
Youtube:

Snapje? ft. Racoon - Jouw truc Het Klokhuis 
(3 min.)

Slide 31 - Tekstslide

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 32 - Quizvraag

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 33 - Quizvraag

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 35 - Quizvraag

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 36 - Quizvraag

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 37 - Quizvraag

Vragen?
Huiswerk: 
Maak de online extra opdrachten over het bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord 

Slide 38 - Tekstslide