H2.5 Het Individuele aanbod

H2.5 Het Individuele aanbod
Leerdoelen:
  • Ik kan het individuele aanbod (de individuele aanbodlijn), het daaruit opgebouwde collectieve aanbod (de collectieve aanbodlijn) en het bijbehorende producentensurplus afleiden.
  • Ik kan rekenen met verschillende kostensoorten en ik kan de winstmaximaliserende productie bepalen

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2.5 Het Individuele aanbod
Leerdoelen:
  • Ik kan het individuele aanbod (de individuele aanbodlijn), het daaruit opgebouwde collectieve aanbod (de collectieve aanbodlijn) en het bijbehorende producentensurplus afleiden.
  • Ik kan rekenen met verschillende kostensoorten en ik kan de winstmaximaliserende productie bepalen

Slide 1 - Tekstslide

Marginale analyse (2)
Marginale winst: de extra winst bij uitbreiding van de productieomvang met één eenheid.
MW=
MO=MK
TO'=TK'


Slide 2 - Tekstslide

Conclusies opgaven maximale winst(1)
  • Bij een vaste prijs is MO=GO=P
  • de lijn loopt dan horizontaal
  • Bij proportionele kosten is MK=GVK
  • Ook deze lijn loopt horizontaal 
  • De winst is maximaal waar de MO=MK want dan is MW=o en neemt de totale winst dus niet meer toe. 

Slide 3 - Tekstslide

Conclusies opgaven maximale winst(2)
  • Je kunt gelijkblijvende MK hebben, dalende of stijgende. 
MO> MK
TW zal stijgen
MO< MK
TW zal dalen
MO=MK
TW blijft gelijk

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Individueel aanbod
In de vorige paragraaf hebben we gezien dat een individuele aanbieder die naar winstmaximalisatie streeft net zoveel aanbiedt totdat geldt: MO = MK

In het algemeen kun je afleiden dat de individuele aanbodlijn gegeven wordt door de MK, maar pas vanaf het snijpunt met GTK.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Producentensurplus
Verschil tussen de prijs en de marginale kosten

Stel, de prijs van een product is €10, terwijl het maken van het 4e product €5,- kost. De winst op dat product is €5,- = producentensurplus

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Verschil tussen P en MK
Oppervlakte driehoek:

(30-10) x 50 / 2 = €500,-

Slide 10 - Tekstslide

Van MK naar Qa
Aanbieders willen maximale winst, dus geldt MO = MK

Bij iedere prijs geeft de MK lijn de productie weer die maximale winst geeft. Dus: P = MO = MK

Slide 11 - Tekstslide

Individuele aanbieders kiezen de hoeveelheid waar geldt: P = MO = MK

Slide 12 - Tekstslide

Stel dat MK = 4Q + 12 
Iedere aanbieder heeft deze MK functie. Er zijn 20 aanbieders. 
Maximale winst bij P = MO = MK
P = 4q + 12
P-12 = 4q
0,25p - 3 = Qa individueel
Totaal aanbod = (0,25p - 3) x 20
Qa = 5P - 60


Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel gaat de producent aanbieden?
(Lastige) opdracht: overleggen welke formule past bij welke doelstelling (break even en maximale winst). Keuze uit volgende formules:
  • TO = TK
  • MO = MK
  • MO = 0 (nul)
  • GO = GTK 
Bespreek eerst wat iedere doelstelling en iedere formule betekent en daarna welke bij elkaar passen.

Slide 14 - Tekstslide

Op z'n minst quitte spelen
Wat betekent dat?
  • Totale opbrengst gelijk aan totale kosten.
  • Producent maakt geen verlies en geen winst.
  • Producent wil meer verkopen dan het aantal waarbij die net geen verlies meer maakt.
  • Dat aantal noemen we: break-even afzet
  • TO = TK of GO = GTK

Slide 15 - Tekstslide

Zoveel mogelijk winst
Wat betekent dat?
  • Winst = Totale opbrengst (TO)- Totale kosten (TK)
  • Zolang 1 product extra verkopen extra winst oplevert, wil producent meer verkopen.
  • MO = MK (na dat punt zijn extra opbrengsten groter dan extra kosten, neemt totale winst dus af)

Slide 16 - Tekstslide

Zoveel mogelijk opbrengsten (= omzet)
Wat betekent dat?
  • Verkoopopbrengst = omzet = totale opbrengst (TO)
  • TO = productieomvang/afzet (q) x verkoopprijs (p) 
  • Zolang 1 product extra verkopen extra totale opbrengst oplevert, wil producent meer verkopen.
  • MO = 0 (dan levert nog 1 extra 0 extra omzet op en daarna daalt de omzet weer)

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel gaat producent aanbieden?
  • Stel doel is break even of winstmaximalisatie
  • Uitgangspunt: Verkoopprijs staat vast (de producent kan de verkoopprijs niet zelf bepalen) => marktvorm is volkomen concurrentie.
  • Hoeveel produceren om quitte te spelen of om winst te maximaliseren?

Slide 18 - Tekstslide

GO =

Slide 19 - Tekstslide

Break-evenpunt
  • TO precies gelijk TK
  • Winst is daar nul.
  • Prijs (GO) is daar gelijk aan kosten per product (GTK) 

Slide 20 - Tekstslide

Totale winst grootst:
  • Waar afstand tussen TO en TK het grootst is.
  • Waar MO gelijk is aan MK.
  • Waarom daar?
  • Totale winst neemt toe zo lang MO groter is dan MK. Het volgende product levert dan nog meer op (MO) dan het kost (MK).

Slide 21 - Tekstslide

Producentensurplus


  • Verschil tussen wat de producent ontvangt (prijs) en wat hij minimaal wil ontvangen (kosten).
  • Vergelijk consumentensurplus: verschil tussen wat de consument maximaal wil betalen (bereidheid) en wat hij moet betalen (prijs).

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide