a inleiding: ‘Gisteren ontsnapte […] in dierentuinen.’
kern: ‘Wat is […] te kijken.’
slot: ‘Het is […] geregeld hebben.’
b Bijvoorbeeld:
De zinnen ‘Gisteren ontsnapte […] in dierentuinen.’ kun je uitwerken tot een alinea met het functiewoord ‘aanleiding’.
De zin ‘Wat is veiligheid […] dieren wandelen?’ tot en met de zin ‘Ze moeten […] te kijken’ kun je uitwerken tot een alinea met de functiewoorden ‘definitie’ en ‘voorwaarde’.
De zinnen ‘Het is […] te geven.’ en ‘Heus niet […] geregeld hebben.’ kun je uitwerken tot een alinea met de functiewoorden ‘conclusie’ en ‘nuancering’.