1V - Grammatica woordsoorten - H2

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Start grammatica woordsoorten H2 en H3
Werken aan flyer
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Start grammatica woordsoorten H2 en H3
Werken aan flyer

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Herhaling theorie ZN en LW (OLW EN BLW)
Kort bespreken huiswerk
Start Grammatica Woordsoorten H2 (BN)
Aan de slag
Pauze
Start Grammatica Woordsoorten H3 (Pers.vnw / bez.vnw)
Aan de slag met huiswerk en/of flyer 

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Je kent het zn, lw en bn  

Slide 4 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord (ZN)
Dit is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Ook eigennamen (bijv. Iësta, Ajax, Broklede, Utrecht) zijn zelfstandige naamwoorden.
Vaak heeft een zelfstandig naamwoord een meervoudsvorm en je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
Meestal kun je er 'de', 'het' of 'een' (een lidwoord) voorzetten.

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord)
  2. Het (bepaald lidwoord)
  3. Een (onbepaald lidwoord)

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 6 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 2

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten H2
Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Dat voegt iets bij aan het zelfstandig naamwoord:

De auto - De grijze auto - De kleine, grijze auto - De kleine, vieze, grijze auto- De kleine, vieze, oude, grijze auto


Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
  • Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.

  • De blauwe trui
  • De aardige vrouw
  • De houten trap

Slide 10 - Tekstslide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 1
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord 
  • De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind 


  • Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan.
  • De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch

  • Ook dit zijn bijvoeglijk naamwoorden:.
  • Vind jij haar ook Facebookverslaafd? Stapelverliefd kwam Leonoor thuis.

Slide 11 - Tekstslide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 2
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.

  • Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking: duur-duurder-duurst

  • Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een gouden ring.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Maak alle opdrachten van Grammatica Woordsoorten H2: bijvoeglijke naamwoorden.
In de tussentijd kom ik het huiswerk controleren.

Slide 13 - Tekstslide

Start deel 2 
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Pak je laptop en ga naar LessonUp.

Slide 14 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord

  • Een pers.vnw verwijst naar 1 of meerdere personen
  • Tip: een persoonlijk voornaamwoord kun je vervangen door je eigen naam.                           

Slide 15 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)

Slide 16 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (BZV) 

- Geeft aan van wie iets is (bezit)

- Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord

- Soms staat er een bijv. nw tussen-->mijn nieuwe fiets

- Tip: vul je een naam in--> je hoort dan naam +S

Jouw kat loopt buiten in de regen.

Luuks kat loopt buiten in de regen.

Slide 17 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord(bez.vnw)

Slide 18 - Tekstslide

Verschillen
  • Staat het pers.vnw achter het bezit en staat er het woordje 'van' voor? 
  • -->Dan is het geen bezittelijk vnw, maar een pers.vnw:
  • Bijv. Die fiets is van mij (pers.vnw) (vul naam in: Jan)
  • Het is mijn (bez. vnw) fiets.
  • Bijv. De tassen zijn van ons (pers.vnw) (vul naam in: Jan)
  • Het zijn onze (bez. vnw) tassen.

Slide 19 - Tekstslide

Waarom is deze zin fout?
Ik geef hij een cadeau.

Slide 20 - Open vraag

Waarom is deze zin fout?
Na de lunch eten hun een ijsje.

Slide 21 - Open vraag

Jou
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Jouw
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Het woord:
UW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 25 - Quizvraag

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 26 - Quizvraag

Wij hebben ons vergist.
wij =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 27 - Quizvraag

Het is jouw boek.

Jouw =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 28 - Quizvraag

Wie haalt jullie op?

jullie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 29 - Quizvraag

Jullie proefwerken zijn nog niet nagekeken.

Is 'jullie' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 30 - Quizvraag

Dat zou Ans aan jou kunnen geven.

Is 'jou' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 31 - Quizvraag

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 32 - Quizvraag

Snap je wat een persoonlijk voornaamwoord is?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Snap je wat een bezittelijk voornaamwoord is?
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 van Grammatica Woordsoorten H3 (blz 90). Dit is huiswerk voor woensdag!

Of

Ga verder met de flyer voor het boek (moet eind volgende week worden ingeleverd).

Slide 35 - Tekstslide