woordsoorten klas 3 kbl thema 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

woordsoorten

thema 3 (kbl)

herhaling van grammatica

Wat is een voorbeeld van een lidwoord?

1. Aan
2. Voor
3. De
4. En

MAN, AUTO, SCHOOL, KIND
Dat zijn ............

1. werkwoorden
2. lidwoorden
3. telwoorden
4. zelfstandige naamwoorden

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?

1. Mooi
2. Leuk
3. Groot
4. Poes

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?

1. Maaike
2. Paard
3. Het
4. Laptop

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?

1. Blonde
2. Man
3. Paard
4. De

Zij hebben een groter huis dan wij.

1. zij=bez. vnw. wij= pers. vnw
2. zij= pers. vnw wij= pers. vnw

In de zin 'Hij tekent een heel mooie auto' is het woord MOOIE een:

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

In welk rijtje staan alléén persoonlijk voornaamwoorden?

1. jouw, hun, zij, ik
2. jij, jullie, wij, ons
3. onze, zulke, die, dat

In de zin 'Hij tekent een heel mooie auto' is het woord HEEL een:

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

In de zin 'Waar ga jij naartoe op je skateboard?' is het woord WAAR een:

1. vragend voornaamwoord
2. bijwoord
3. voorzetsel
4. bezittelijk voornaamwoord

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

In welk woordenrijtje staan alleen bijvoeglijk naamwoorden?

1. lieve, rare, tafel, mooie, groen
2. vreemde, gele, vriendelijke, een, tussen
3. prachtige, gelukkige, zwarte, schilderijtje
4. rode, zware, gekleurde, grappige

Welk woordenrijtje bestaat alleen uit voorzetsels?

1. in - uit - naast - de - tijdens
2. voor - achter - pizza - bij - tussen
3. onder - achter - met - tegen - tijdens
4. een - in - tussen - de - van - op

Jij hebt een mooie fiets gekregen van je ouders.

1. jij - bez.vnw je= bez.vnw
2. jij= pers. vnw je= pers. vnw
3. jij= bez. vnw je = pers. vnw
4. jij= pers. vnw je= bez. vnw

Ik wil je echt bedanken voor je bijdrage!

1. 1e je= bez. vnw 2e je= bez. vnw
2. 1e je= pers. vnw 2e je= bez. vnw
3. 1e je= bez. vnw 2e je= pers. vnw

In welk rijtje staan alléén aanwijzend voornaamwoorden?

1. die, daar, zulke, onze
2. mijn, hij, jullie, mooie
3. die, dat, deze, zulke, zo'n

Waar wil je nu nog meer uitleg over of mee oefenen?