1HA - Lesson 3 - Grammar Revision + G reading

What are we going to do today?
- Homework check 
- Grammar revision. 
- G reading 


Lesson goal: at the end of the class you can answer questions regarding a text correctly 

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

What are we going to do today?
- Homework check 
- Grammar revision. 
- G reading 


Lesson goal: at the end of the class you can answer questions regarding a text correctly 

Slide 1 - Tekstslide

Homework 
Let's check exercise 30 tm 34

P. 101 - 103.

Slide 2 - Tekstslide

Vragen maken met do 
Meestal om een vraag te maken gebruik je het werkwoord: to do. 

I cycle to school every day = Do I cycle to school every day? 
De zin blijft dus het zelfde er komt alleen do voor.

Slide 3 - Tekstslide

Vragen maken met does
Is de persoonsvorm in de zin: he/she/it? Dan gebruik je does ipv do om een vraag te maken. 

She looks really good = Does she look really good?

de S van looks verdwijnt in de vraagzin en komt achter does te staan.
Je zet do/does dan vooraan in de zin gevolgd door de persoonsvorm. 

Slide 4 - Tekstslide

Vragen maken 
Staat er een vorm van to be (am/are/is) of can of have/has got in de zin? Dan zet je die vooraan om een vraag te maken. 

I have got a dog - Have I got a dog? 
She is so nice - Is she so nice? 
I can come too - Can I come too? 

Slide 5 - Tekstslide

Ontkenningen maken:
Je gebruikt een ontkenning om te zeggen dat iets niet zo is. 
In een ontkenning zit altijd het woordje NOT. 

Meestal gebruik je do + not (don't) om een ontkenning te maken. 
We have a dog - We don't have a dog. 

Bij he/she/it gebruik je does + not (doesn't) om een ontkenning te maken. 
She likes me - She doesn't like me. 
like gaat weer terug naar de stam (zonder s). 

Slide 6 - Tekstslide

Ontkenningen maken
Soms kun je not achter het woord toevoegen om de zin ontkennend te maken. Dit kan bij vormen van to be (am/are/is), & hulpwerkwoorden als can, may, will. 

He is very happy - He isn't very happy. 
We can come too - We can't come too. 

Slide 7 - Tekstslide

She is beautiful.
A
Is she beautiful?
B
Does she is beautiful?

Slide 8 - Quizvraag

We have got two blue cars.
A
Do we have we got two blue cars?
B
Have we got two blue cars?

Slide 9 - Quizvraag

Maak vragend:
We are quite tired.

Slide 10 - Open vraag

Maak vragend:
She works at the Hema

Slide 11 - Open vraag

Maak ontkennend:
She is quite pretty.
A
She isn't quite pretty
B
She is quite not pretty

Slide 12 - Quizvraag

Maak ontkennend:
We go to the hotel.
A
We don't go to the hotel
B
We go not to the hotel.

Slide 13 - Quizvraag

Blok G: reading
Let's do ex: 43 tm 47 together
Page 108-111

Slide 14 - Tekstslide

What did you learn
today?

Slide 15 - Woordweb