Je gebruikt een ontkenning om te zeggen dat iets niet zo is.
In een ontkenning zit altijd het woordje NOT.
Meestal gebruik je do + not (don't) om een ontkenning te maken.
We have a dog - We don't have a dog.
Bij he/she/it gebruik je does + not (doesn't) om een ontkenning te maken.
She likes me - She doesn't like me.
like gaat weer terug naar de stam (zonder s).