De winkel

Woordenschat
NT2
Woordenschat bij Vakleer.
Opdracht 9b: de winkel
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
NT2
Woordenschat bij Vakleer.
Opdracht 9b: de winkel

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Uitleg bij de begrippen van opdracht 9b: De Winkel
- Oefenen met de begrippen

Waarom doen we deze opdracht?
Als medewerker in de verkoop kom je deze woorden misschien vaak tegen. Een goede vakman of vakvrouw kent zijn/haar vak en de taal die daar bij hoort. Ook komen deze begrippen terug op het examen Proeve van Bekwaamheid.

Slide 2 - Tekstslide

We gaan nu kijken naar twee filmpjes. In beide filmpjes wordt een rondleiding gegeven. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Schrijf zoveel mogelijk verschillen op tussen de twee winkels.

Slide 6 - Woordweb

De woorden van deze les

  • Kleinbedrijf
  • Middenbedrijf
  • Grootbedrijf
  • Breedteassortiment
  • Diepteassortiment


  • Zelfbediening
  • Semi-zelfbediening
  • Bediening
  • Prijsdistributie
  • Servicedistributie
  • Artikelgroep

Slide 7 - Tekstslide

Om verschillen tussen winkels te benoemen, kijk je naar:


Winkelgrootte
Assortiment
Bedieningssysteem
Prijs en service

Slide 8 - Tekstslide

Winkelgrootte
Kleinbedrijf
Minder dan 10 werknemers
Middenbedrijf
Tussen 10 en 100 werknemers
Grootbedrijf
Meer dan 100 werknemers

Slide 9 - Tekstslide

Assortiment
Assortiment = alle producten in de winkel die verkocht worden.

Vraag aan jullie
Wat verkoopt een supermarkt? 


                                                           En wat verkoopt een schoenwinkel?


Slide 10 - Tekstslide

Assortiment en artikelgroep
Een supermarkt heeft veel verschillende producten uit verschillende artikelgroepen
Een supermarkt heeft een breed assortiment. 
 


                                 


Een schoenwinkel verkoopt alleen schoenen, maar heeft daarin veel keuze. Dat noem je een diep assortiment. Er is eigenlijk maar 1 artikelgroep.

Slide 11 - Tekstslide

Artikelgroep
Een artikelgroep zijn artikelen die bij elkaar horen, bijvoorbeeld frisdranken (cola, fanta, ijsthee, ...). Een supermarkt heeft veel verschillende artikelgroepen.


Slide 12 - Tekstslide

Bedieningssysteem
Bedieningssysteem = hoe wordt de klant geholpen?

In een restaurant heb je bediening. Daar wordt de klant gevraagd wat hij/zij wil drinken en eten. 
Maar hoe werkt dat bij een winkel? 

Slide 13 - Tekstslide

Bedieningssysteem
Bediening = de klant wordt altijd geholpen. Zonder hulp, kan de klant niks kopen. Voorbeeld: bij de bakker of slager.
Zelfbediening = de klant kan zelf de producten pakken. Voorbeeld: bij de supermarkt.
Semi-zelfbediening = zelfbediening is mogelijk, maar er zijn ook verkopers voor hulp en advies. Voorbeeld: bij een sportwinkel.

Slide 14 - Tekstslide

Wat voor bedieningssysteem is er op jouw stage?
A
Zelfbediening
B
Semi-zelfbediening
C
Bediening

Slide 15 - Quizvraag

Prijs en service
Prijzen in winkels verschillen. Vaak is het: hoe meer service, hoe hoger de prijzen. 
  • Het verkopen van artikelen tegen een lage prijs en met weinig service, heet prijsdistributie. Bijvoorbeeld bij de Action. Klanten gaan naar die winkels voor de lage prijzen.
  • Het verkopen van artikelen tegen een hoge prijs heet servicedistributie. Bijvoorbeeld bij een kledingwinkel met dure merken. Klanten gaan naar die winkels omdat ze goed advies krijgen van de verkopers.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
Je gaat een verslag schrijven over jouw stage. Je moet de volgende dingen benoemen in jouw verslag:
- Waar loop je stage?
- Wat is de winkelgrootte? Noem hoeveel werknemers er zijn.
- Wat voor soort assortiment heeft jouw stage? Noem voorbeeld van producten die verkocht worden.
- Wat voor soort bedieningssysteem heeft jouw stage? Leg uit waarom.
- Is er bij jouw stage prijsdistributie of servicedistributie? Leg uit waarom.
- Maak goede zinnen en zorg voor een titel-inleiding-kern-slot

Slide 17 - Tekstslide