Taal thema 6 herhaling

Taal thema 6 herhaling
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 1,4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal thema 6 herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord in de zin geeft aan wanneer het is?
Volgende week ga ik op vakantie.
A
vakantie
B
ik ga
C
volgende week
D
op vakantie

Slide 2 - Quizvraag

Welke woorden geven aan wanneer het is?

Slide 3 - Tekstslide

Morgen ga ik naar zwemles.

Slide 4 - Open vraag

Gisteren ben ik naar de bioscoop geweest.

Slide 5 - Open vraag

Ik ga nu buitenspelen.

Slide 6 - Open vraag

Op dit moment ben ik taal aan het doen op school.

Slide 7 - Open vraag

Zet de zinnen in de goede volgorde van tijd

Slide 8 - Tekstslide

1
2
3
4
Gisteren ging ik wandelen.
Vorige week was ik jarig.
Op dit moment ben ik op school.
Ik ga morgen naar mijn
oma toe.

Slide 9 - Sleepvraag

Kies het goede woord en vul in

Slide 10 - Tekstslide

... deden wij tijdens het buitenspelen tikkertje.
A
straks
B
gisteren
C
nu
D
volgende

Slide 11 - Quizvraag

Nu betekent .....
A
gisteren
B
straks
C
op dit moment
D
volgende

Slide 12 - Quizvraag

Gaan wij ... week naar de dierentuin?
A
gisteren
B
straks
C
op dit moment
D
volgende

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord komt het eerst voor in het alfabet?

Slide 14 - Tekstslide

appel - aardbei - ananas - abrikoos
A
appel
B
aardbei
C
ananas
D
abrikoos

Slide 15 - Quizvraag

groen - geel - grijs - goud
A
groen
B
geel
C
grijs
D
goud

Slide 16 - Quizvraag

trui - muts - jas - broek
A
trui
B
muts
C
jas
D
broek

Slide 17 - Quizvraag

Simone - Sandra - Sem - Sander
A
Simone
B
Sandra
C
Sem
D
Sander

Slide 18 - Quizvraag

Zet de woorden op de juiste plek in de woordtrap

Slide 19 - Tekstslide

Tekst
eergisteren
gisteren
nu
straks

Slide 20 - Sleepvraag

Schrijf de betekenis op.

Slide 21 - Tekstslide

Wat betekent iets lastig vinden?

Slide 22 - Open vraag

Wat is tikkertje?

Slide 23 - Open vraag

Wat is hinkelen?

Slide 24 - Open vraag

Wat betekent het gedoe?

Slide 25 - Open vraag

Bedenk een zin bij het woord afschuwelijk.

Slide 26 - Open vraag

Bedenk een zin bij het woord cool.

Slide 27 - Open vraag

Bedenk een zin bij het woord op dit moment.

Slide 28 - Open vraag

Welk woord hoort in het midden?

Slide 29 - Open vraag