Thema 2 - Les 3 - Soorten zinnen deel 1

Welke soort zin is:
Hij nam de boot naar Spanje.
A
Bevelende zin
B
Vragende zin
C
Bevestigende zin
D
Ontkennende zin
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke soort zin is:
Hij nam de boot naar Spanje.
A
Bevelende zin
B
Vragende zin
C
Bevestigende zin
D
Ontkennende zin

Slide 1 - Quizvraag

Welke soort zin is:
Kom je morgen bij me langs?
A
Ontkennende zin
B
Bevestigende zin
C
Vragende zin
D
Uitroepende zin

Slide 2 - Quizvraag

Welke soort zin is:
Het is hier heel koud!
A
Bevelende zin
B
Ontkennende zin
C
Uitroepende zin
D
Bevestigende zin

Slide 3 - Quizvraag

Welke soort zin is:
Ik ben geen grote fan van die zanger.
A
Bevestigende zin
B
Ontkennende zin
C
Vragende zin
D
Bevelende zin

Slide 4 - Quizvraag

Welke soort zin is:
Ga morgen bij hem langs!
A
Uitroepende zin
B
Bevestigende zin
C
Bevelende zin
D
Ontkennende zin

Slide 5 - Quizvraag

Zet om in een vragende zin:
Ik heb geen spijt van die keuze.

Slide 6 - Open vraag

Zet om in een bevelende zin:
Haal jij straks die bal?

Slide 7 - Open vraag

Zet om in een vragende zin:
Wat heb jij me doen lachen!

Slide 8 - Open vraag

Zet om in een bevestigende zin:
Ik eet niet graag snoepjes.

Slide 9 - Open vraag

Zet om in een bevelende zin:
Kan je mij dat boek terug geven?

Slide 10 - Open vraag

Zet om in een ontkennende zin:
Ik wil later buschauffeur worden.

Slide 11 - Open vraag

Zet om in een uitroepende zin:
Voel ik me gelukkig?

Slide 12 - Open vraag

Zet om in een bevestigende zin:
Kwam jij gisteren langs?

Slide 13 - Open vraag

Noem minstens
3 soorten zinnen op
IN 1 KEER!
(meer mag ook!)

Slide 14 - Woordweb

Hoe heet het bewust gebruik van een woord of meerdere woorden in verschillende betekenissen tegelijkertijd? Vaak wordt er een komisch effect mee beoogd. Dit heet een...

Slide 15 - Open vraag

Vergeet bij de
volgende oefeningen
de HOOFDLETTER en
het LEESTEKEN
niet!

Slide 16 - Tekstslide

Maak een vragende zin met de woorden:
heb - een - ik - stuk - groot - gegeten - kaas

Slide 17 - Open vraag

Maak een ontkennende zin met de woorden:
het - waar - ik - niet - weet - ligt - boek

Slide 18 - Open vraag

Maak een bevestigende zin met de woorden:
bibliotheek - nieuwe - ik - gisteren - de - naar - ging

Slide 19 - Open vraag

Maak een uitroepende zin met de woorden:
mooie - wat - jij - ogen - een - heb - toch

Slide 20 - Open vraag

Maak een bevelende zin met de woorden:
mij - onmiddellijk - geef - bal - die - terug

Slide 21 - Open vraag

GOED
GEDAAN!

Slide 22 - Tekstslide