H4 Grammatica-Zinsdelen (Bijvoeglijke bijzin-2)

Grammatica-Zinsdelen
  • Herhaling: Zinsdelen en zinsdeelzinnen
  • Theorie: Bijvoeglijke bijzin
  • Theorie: Betrekkelijk voornaamwoord
  • Aan de slag!
  • Afsluiting
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica-Zinsdelen
  • Herhaling: Zinsdelen en zinsdeelzinnen
  • Theorie: Bijvoeglijke bijzin
  • Theorie: Betrekkelijk voornaamwoord
  • Aan de slag!
  • Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica-Zinsdelen
Zinsdeel
Het 'normale' zinsdeel
Zinsdeelzin
Een bijzin als zinsdeel in de hoofdzin, incl.
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Voegwoord

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
De volgende zinsdeelzinnen hebben we besproken:

  • onderwerpszin (ow-zin)
  • naamwoordelijk deelzin (nw.deel-zin)
  • lijdend voorwerpszin (lv-zin)
  • meewerkend voorwerpszin (mv-zin)
  • bijwoordelijke bijzin (bwb-zin)

Slide 3 - Tekstslide

Heb je al gehoord wie de nieuwe klassenvertegenwoordiger wordt?
A
ow-zin
B
nw.deel-zin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 4 - Quizvraag

Als komend weekend de zon schijnt, verkoopt de slager twee zo veel barbecuevlees als normaal.
A
ow-zin
B
nw.deelzin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 5 - Quizvraag

In welke mate de ingreep heeft geholpen, wordt pas duidelijk na een grondige evaluatie.
A
ow-zin
B
nw.deelzin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 6 - Quizvraag

Wie de informatiebrochure tijdig heeft aangevraagd, zullen we die voor de kerstdagen nog toezenden.
A
ow-zin
B
nw.deelzin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 7 - Quizvraag

Gehoorzaamheid en discipline is wat het Nederlands leger van de militairen vraagt.
A
ow-zin
B
nw.deelzin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 8 - Quizvraag

Wat ze gaat studeren als ze wordt uitgeloot voor medicijnen, weet Jolien nog niet.
A
ow-zin
B
nw.deelzin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 9 - Quizvraag

Wat ze gaat studeren als ze wordt uitgeloot voor medicijnen, weet Jolien nog niet.
A
ow-zin
B
nw.deelzin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 10 - Quizvraag

Bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin is een bijzin die
  • iets zegt over een zelfstandig naamwoord / voornaamwoord
  • onderdeel is van een zinsdeel

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin is een bijzin die
  • iets zegt over een zelfstandig naamwoord / voornaamwoord
  • onderdeel is van een zinsdeel

Lijkt op de bijvoeglijke bepaling:
  • Het pas geopende restaurant is nu al failliet.
  • Het restaurant, dat pas geopend was, is nu al failliet.

Slide 12 - Tekstslide

Omdat men op vakantie is, is deze apotheek, die normaal 24 uur per dag geopend is, een week gesloten.
A
ow-zin
B
bijv. bijzin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 13 - Quizvraag

Omdat men op vakantie is, is deze apotheek, die normaal 24 uur per dag geopend is, een week gesloten.
A
ow-zin
B
bijv. bijzin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 14 - Quizvraag

Wie hier niet kan blijven werken, stuurt de directie volgende week een brief, waarin het ontslag wordt aangezegd.
A
ow-zin
B
bijv. bijzin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 15 - Quizvraag

Wie hier niet kan blijven werken, stuurt de directie volgende week een brief, waarin het ontslag wordt aangezegd.
A
ow-zin
B
bijv. bijzin
C
mv-zin
D
bwb-zin

Slide 16 - Quizvraag

Betrekkelijk voornaamwoord
Bijvoeglijke bijzinnen beginnen vaak met die/dat

  • ow= dit oude boek, dat geschreven is door Jan Terlouw
  • mv= de spelers die hij had geselecteerd

Betrekkelijke voornaamwoorden:
  • die
  • dat
  • wat

Slide 17 - Tekstslide

Wat
  • Het betrekking heeft op een onbepaald voornaamwoord 
  • Joni zegt dat ze alles wat ze weet, op school heeft geleerd.

  • Het betrekking heeft op een overtreffende trap
  • Het leukste wat wij in de vakantie hebben gedaan, was het bezoek aan het subtropisch zwemparadijs.

  • Het betrekking heeft op een hele zin
  • De scholen zijn deze week weer begonnen, wat toch wel jammer is.

Slide 18 - Tekstslide

Onze hut, ____ we gisteren gebouwd hebben, is ingestort.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 19 - Quizvraag

Heb je het boekenpakket ____ Van Dijk heeft verzonden, tijdig ontvangen?
A
die
B
dat
C
wat

Slide 20 - Quizvraag

Alles ____ ik weet, weet ik van een ander.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
Zelfstandig werken in Nieuw Nederlands.

Slide 22 - Tekstslide