V4 30.9. st ww m e

Willkommen!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Programm Montag 30.9.
HA besprechen
Sterke werkwoorden
Lesen





Slide 2 - Tekstslide

Hausaufgabe
Buch Seite 34
Aufgabe 35-38

Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Buch
Seite 20
Aufgabe 13

Slide 5 - Tekstslide

Typisch männlich o. weiblich?
Was findet ihr von den Typierungen im Text?

Was findet ihr typisch männlich oder weiblich?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 7 - Open vraag

Bij welke Duitse werkwoorden verandert er iets in de stam?

Slide 8 - Open vraag

Wat verandert er?

Slide 9 - Open vraag

Wat gebeurt er bij sterke werkwoorden met e in de stam?

Slide 10 - Woordweb

Regel sterke werkwoorden met e
In de 2e en 3e persoon (du & er/sie/es) verandert
de "e" in de stam in "i" of "ie" 


Beispiel:  
ich helfe --> du hilfst/ er hilft 
ich sehe --> du siehst / er sieht 


Slide 11 - Tekstslide

Wanneer "i" of "ie"?
Wordt de stamklinker uitgesproken als "é" (merken of werken) krijg je een "i"
Wordt de stamklinker uitgesproken als "ee" (meer of weer) krijg je een "ie"

e --> i
ee --> ie

Slide 12 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met e in stam t.t.


helfen


sehen
ich
helf - e
seh - e
du
hilf - st
sieh - st 
er/sie/es
hilf - t
sieh - t
wir
helf - en
seh - en
ihr
helf - t
seh - t 
sie/Sie
helf - en
seh - en
geholfen
gesehen

Slide 13 - Tekstslide

lesen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
liest
liest
lesen
lest
lesen
lese
lesest
liese
liesen

Slide 14 - Sleepvraag

Uitzonderingen
bij geben, nehmen en treten wordt het "ee" een "i"
ich gebe --> du gibst / er gibt
ich nehme --> du nimmst / er nimmt
ich trete --> du trittst / er tritt

Let op! Bij nehmen wordt het "h" een "m" bij treten krijg je "tt"

Slide 15 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met e in stam t.t.


helfen


sehen


geben


nehmen


treten
ich
helf - e
seh - e
geb - e
nehm - e
tret - e
du
hilf - st
sieh - st 
gib- st
nimm - st
tritt - st
er/sie/es
hilf - t
sieh - t
gib - t
nimm - t
tritt - t
wir
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
tret - en
ihr
helf - t
seh - t 
geb - t
nehm - t
tret - et
sie/Sie
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
ret - en
geholfen
gesehen
gegeben
genommen
getreten

Slide 16 - Tekstslide

nehmen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
nehme
nehmt
nimmt
nehmen
nimmst
nehmen
nimme
nimmen
nemmst

Slide 17 - Sleepvraag

treffen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
treffe
treffet
trifft
treffen
triffst
treffen
trefft
triffe

Slide 18 - Sleepvraag

geben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
gebe
gebt
gibt
geben
gibst
geben
gibe
gibben
giebst
giebt

Slide 19 - Sleepvraag

Uitzonderingen
gehen > du gehst / er geht
stehen > du stehst / er steht
bewegen > du bewegst / er bewegt
krijgen GEEN e/i Wechsel.

Slide 20 - Tekstslide

(essen) Was ............ du am liebsten?

Slide 21 - Open vraag

(helfen) Mein Vater ............ mir immer bei den Hausaufgaben.

Slide 22 - Open vraag

(essen)Was ............ du gerne?

Slide 23 - Open vraag

(gehen) Wohin ............ du?

Slide 24 - Open vraag

Schreibe Sätze mit:
eten
breken
gaan
geven
doen
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Lesen
Bücherkiste

Slide 26 - Tekstslide

HA für Dienstag 1.10.

Lernen:  S. 57, sterke werkwoorden t/m schieten

Machen: 



Slide 27 - Tekstslide