Werkwoorden-2

Werkwoorden
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
LessonUpMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Je leert: 
  • werkwoorden vervoegen

Slide 2 - Tekstslide

hele werkwoord of infinitief
lopen-fietsen-rennen-geven-branden-worden-hebben-interesseren-ontkomen-verven-zweven

Slide 3 - Tekstslide

stam, ik-vorm 
werken-  ik werk
fietsen - ik fiets
branden- ik brand
zitten- ik zit
lopen- ik lop X, maar ik loop

Slide 4 - Tekstslide

stam, ik-vorm 
lange klanken: ee-aa-oo-uu
spelen- ik speel
slapen- ik slaap
kopen- ik koop
delen- ik dee

Slide 5 - Tekstslide

stam, dubbelen
dubbele klanken: dd-kk-ll-tt-gg-rr-ss-nn-mm
bidden- ik bid
slikken- ik slik
spitten- ik spit
plassen- ik plas

Slide 6 - Tekstslide

stam, v wordt f
durven- ik durf
zwerven- ik zwerf
verven- ik verf
leven- ik leef
geven- ik geef

Slide 7 - Tekstslide

stam, z wordt s
verhuizen- ik verhuis
grazen- ik graas
blazen- ik blaas
peinzen- ik peins
lezen- ik lees


Slide 8 - Tekstslide

stam, uitzonderingen
gaan- ik ga
staan- ik sta
doen- ik doe

Slide 9 - Tekstslide

Vul de stam in van het werkwoord:
drinken- ik .....

Slide 10 - Open vraag

Vul de stam in van het werkwoord:
liggen- ik .....

Slide 11 - Open vraag

Vul de stam in van het werkwoord:
spelen- ik .....

Slide 12 - Open vraag

Vul de stam in van het werkwoord:
slaan- ik .....

Slide 13 - Open vraag

Vul de stam in van het werkwoord:
graven- ik .....

Slide 14 - Open vraag

Vul de stam in van het werkwoord:
wijzen- ik .....

Slide 15 - Open vraag

ook de stam
als jij achter het werkwoord staat: 
werk jij?
fiets jij?
kook jij?

Slide 16 - Tekstslide

geen stam
komt je broer?
rijdt je vader?
blaft je hond?

Slide 17 - Tekstslide

hij/zij/u/ stam+t
hij loopt
zij harkt
u prakt
mijn moeder (zij) rent
zijn vader (hij) kamt

Slide 18 - Tekstslide

hij/zij/u/ stam+t uitzonderingen
ik heb- heb jij
jij hebt
hij/zij/u heeft
wij/jullie/zij hebben

Slide 19 - Tekstslide

wij/jullie/zij infinitief/hele ww
wij zwemmen
zij snorkelen
jullie emailen
de kinderen (zij)leren
Jan en ik (wij) eten

Slide 20 - Tekstslide

Henk belt zijn vader op.
Wat is de persoonsvorm?
timer
0:15
A
Henk
B
belt
C
belt op
D
zijn vader

Slide 21 - Quizvraag

Henk belt zijn vader op.
Wat is het hele werkwoord van belt op?
timer
0:15
A
bellen op
B
opbellen

Slide 22 - Quizvraag

Type hier een titel
Het scheidbare werkwoord
**
Bestaat uit twee delen: 
weggooien= weg+ gooien
opvangen= op+ vangen
uitmaken= uit+ maken




Slide 23 - Tekstslide

Type hier een titel
Het scheidbare werkwoord
**
Voorbeelden: 
opeten:
Anneke eet de mispel op
opschrijven
Anneke schrijft het antwoord op.





Slide 24 - Tekstslide

Type hier een titel
Er kunnen meer werkwoorden in een zin staan
Patrick/ gaat /morgen /opruimen.
    1             2a           3                 2b

Cynthia /moet /woensdag/ koken.
     1               2a             3                 2b

Slide 25 - Tekstslide

Type hier een titel
Er kunnen meer werkwoorden in een zin staan
Patrick/ gaat /morgen /opruimen.
    1             2a           3                 2b

gaat= persoonsvorm
opruimen= hele werkwoord



Cynthia /moet /woensdag/ koken.
     1               2a             3                 2b

Slide 26 - Tekstslide

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat zijn de werkwoorden in de zin?
timer
0:10
A
moet - rijexamen
B
moet -doen

Slide 27 - Quizvraag

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat is de persoonsvorm?
timer
0:10
A
moet
B
doen

Slide 28 - Quizvraag

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat is het hele werkwoord?
timer
0:10
A
moet
B
doen

Slide 29 - Quizvraag

Type hier een titel
De tegenwoordige tijd (tt): gebeurt nu
Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd
koken:
tt: Maria kookt pasta.
vtt: Maria heeft pasta gekookt.



Slide 30 - Tekstslide

Type hier een titel
Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd
Voltooide tijd heeft een voltooid deelwoord (vd). 

vtt: Maria heeft pasta gekookt.
heeft= hulp werkwoord
gekookt = voltooid deelwoord



Slide 31 - Tekstslide

Type hier een titel
Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd
Een voltooid deelwoord heeft altijd een hulpwerkwoord (hw).
vtt: Ik heb veel gelezen.
heb= hulp werkwoord (hw)
gelezen = voltooid deelwoord (vd)



Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Kun je de persoonsvorm, hele werkwoord, hulp werkwoord en voltooid deelwoord herkennen in een tekst?
Ja
Nee

Slide 34 - Poll


Add a quiz question about your subject
This is a quiz
A
Answer 1
B
Answer 2

Slide 35 - Quizvraag


Write down three things you 
have learned this lesson
This is an open question

Slide 36 - Open vraag


Ask a question about something you 
haven't understood very well yet
This is an open question

Slide 37 - Open vraag

Type hier een titel
How to copy a slide
This lesson is complete! But how can you add similar slides to upcoming lessons?

1.  Open this lesson.
2. Checkmark the slides you want to copy in the left side of your screen.
3. Click on Copy.
4. Navigate to the lesson you want to copy the slides to and click: Copy here.

Slide 38 - Tekstslide

Type hier een titel
How to change the colour of a slide
Do you want to add another colour to these slides? Here's how it works:

1.  Navigate to the slide of which you want to change the colour.
2. Changing the background colour:
Select the 
Droplet at the top of the slide.
3. Changing the text colour:
Select the text and click on
Text colour.
4. Choose the colour you like.

Slide 39 - Tekstslide