Werkwoorden

• LessonUp
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Werkwoorden

Je leert: 

• persoonsvorm
• hele werkwoord of infinitief
• scheidbaar werkwoord
• hulp werkwoord
• voltooid deelwoord

Type hier een titel

1,2,3 zo maak je een zin

1= het onderwerp (wie doet iets)

2= de persoonsvorm (het werkwoord)

3= een ander zinsdeel, extra informatie

De 123-zin

Anneke/ woont /in Aruba

       1            2           3

De persoonsvorm is op de tweede plaats. 

Anneke /woont/ in Aruba /met haar moeder en vader

     1               2             3                                3

Anneke/ ........../een appel.
Wat vul je in?

Anneke/werkt/vandaag/thuis.

Wat is de structuur?

1. 1-2-3-3
2. 1-2-3

De 123-zin
........... /gaat /naar Amerika.

De 123-zin
Wim /drinkt /............

Type hier een titel

De 321-zin

**Anneke/ is /op zondag thuis

           1         2               3

Op zondag/is/Anneke/ thuis

          3           2       1             3

Vandaag/ werkt /Anneke /thuis.

1. 1-2-3-3
2. 2-3-1-3
3. 3-2-1-3

Type hier een titel

De 1, 2a,3,2b zin

**Anneke/ eet /de mispel /op

           1         2a               3       2b

persoonsvorm= eet op

hele werkwoord= opeten

Dit noemen we een scheidbaar werkwoord

Type hier een titel

De 1, 2a,3,2b zin

**Anneke/ maakt /de kast /schoon

           1         2a               3       2b

persoonsvorm= maakt schoon

hele werkwoord= schoonmaken

Dit noemen we een scheidbaar werkwoord

Henk belt zijn vader op.
Wat is de persoonsvorm?

1. Henk
2. belt
3. belt op
4. zijn vader

Henk belt zijn vader op.
Wat is het hele werkwoord van belt op?

1. bellen op
2. opbellen

Type hier een titel

Het scheidbare werkwoord

**

Bestaat uit twee delen: 

weggooien= weg+ gooien

opvangen= op+ vangen

uitmaken= uit+ maken

Type hier een titel

Het scheidbare werkwoord

**

Voorbeelden: 

opeten:

Anneke eet de mispel op. 

opschrijven

Anneke schrijft het antwoord op.

Type hier een titel

Er kunnen meer werkwoorden in een zin staan

Patrick/ gaat /morgen /opruimen.

    1             2a           3                 2b

Cynthia /moet /woensdag/ koken.

     1               2a             3                 2b

Type hier een titel

Er kunnen meer werkwoorden in een zin staan

Patrick/ gaat /morgen /opruimen.

    1             2a           3                 2b

gaat= persoonsvorm

opruimen= hele werkwoord

Cynthia /moet /woensdag/ koken.

     1               2a             3                 2b

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat zijn de werkwoorden in de zin?

1. moet - rijexamen
2. moet -doen

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat is de persoonsvorm?

1. moet
2. doen

Volgende week moet Rita rijexamen doen.
Wat is het hele werkwoord?

1. moet
2. doen

Type hier een titel

De tegenwoordige tijd (tt): gebeurt nu

Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd

koken:

tt: Maria kookt pasta.

vtt: Maria heeft pasta gekookt.

Type hier een titel

Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd

Voltooide tijd heeft een voltooid deelwoord (vd). 

vtt: Maria heeft pasta gekookt.

heeft= hulp werkwoord

gekookt = voltooid deelwoord

Type hier een titel

Voltooide tijd (vtt): is al gebeurd

Een voltooid deelwoord heeft altijd een hulpwerkwoord (hw).

vtt: Ik heb veel gelezen.

heb= hulp werkwoord (hw)

gelezen = voltooid deelwoord (vd)

Kun je de persoonsvorm, hele werkwoord, hulp werkwoord en voltooid deelwoord herkennen in een tekst?

Ja

Nee

Add a quiz question about your subject

This is a quiz

1. Answer 1
2. Answer 2

Write down three things you 

have learned this lesson

This is an open question

Ask a question about something you 

haven't understood very well yet

This is an open question

Type hier een titel

How to copy a slide

This lesson is complete! But how can you add similar slides to upcoming lessons?

1.  Open this lesson.

2. Checkmark the slides you want to copy in the left side of your screen.

3. Click on Copy.

4. Navigate to the lesson you want to copy the slides to and click: Copy here.

Type hier een titel

How to change the colour of a slide

Do you want to add another colour to these slides? Here's how it works:

1.  Navigate to the slide of which you want to change the colour.

2. Changing the background colour:
Select the Droplet at the top of the slide.
3. Changing the text colour:
Select the text and click on Text colour.

4. Choose the colour you like.