Rechte lijn: De dansers bewegen in een rechte lijn naar voren of naar achteren.
Zigzag: De dansers bewegen in een patroon dat op een "Z" lijkt.
Cirkels: De dansers bewegen in een ronde vorm, met één of meerdere cirkels.
Vierkant: De dansers lopen een patroon in de vorm van een vierkant.
Spiraal: De dansers bewegen als een krul of schroefvorm naar binnen of buiten.
Kruis: De dansers bewegen in een patroon dat een kruis vormt (horizontaal en verticaal).
Diagonalenspel: De dansers bewegen in schuine lijnen over de vloer.