LMB 16 feb 2023

organiseren
redenen
taken
uitvoeren
minimaal
uitleggen/toelichten
beschrijven
opgeven
regelen, ervoor zorgen dat er iets goed gebeurt
waarom je iets doet of vindt, waarom iets gebeurt
wat je moet doen
dat wat je verzonnen hebt ook echt doen (bijv. een plan uitvoeren)
dat wat je verplicht moet doen
zeggen wat je precies bedoelt of wat het betekent, je geeft meer informatie
precies vertellen hoe het eruitziet of hoe het ging, je geeft meer informatie
zeggen dat je meegaat of ergens aan meedoet (ook: aanmelden)
1 / 32
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

organiseren
redenen
taken
uitvoeren
minimaal
uitleggen/toelichten
beschrijven
opgeven
regelen, ervoor zorgen dat er iets goed gebeurt
waarom je iets doet of vindt, waarom iets gebeurt
wat je moet doen
dat wat je verzonnen hebt ook echt doen (bijv. een plan uitvoeren)
dat wat je verplicht moet doen
zeggen wat je precies bedoelt of wat het betekent, je geeft meer informatie
precies vertellen hoe het eruitziet of hoe het ging, je geeft meer informatie
zeggen dat je meegaat of ergens aan meedoet (ook: aanmelden)

Slide 1 - Sleepvraag

1. Wat schrijf je op als je een schrijfschema maakt?
2. En hoe ziet dat er dan uit?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Leestekst: Nieuwe regenjas
Bij de volgende dia bekijk je een filmpje om een beeld te krijgen bij de tekst van de schrijfopdracht van vandaag.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Waar zal de tekst van vandaag over gaan?
Welke ervaringen heb jij daarmee?
Wat vond je daarvan?

Slide 6 - Woordweb

Lees de examenopdracht.
Wie is de schrijver van de tekst?
Aan wie moet de e-mail geschreven worden?

Slide 7 - Open vraag

gegarandeerd
absoluut
Kledingboetiek
vergoed
aankoopbonnen
verkleurd
verwachten
waar iemand niet aan twijfelt, iemand weet het zeker
zeker dat het juist is
kledingwinkel
het bedrag krijgen wat het kost
papiertjes die je bij de kassa krijgt en waarop staat wat je gekocht hebt en wat het kost
een andere kleur gekregen
denken wat er gaat gebeuren

Slide 8 - Sleepvraag

Beschrijf hier in je eigen woorden wat je bij deze examenopdracht moet doen.

Slide 9 - Open vraag

Vorige week hebben jullie gezien hoe je een schrijfschema maakt tijdens het examen Schrijven.
Schrijf de streepjes van schrijfschema naast de examenopdracht die je nu voor je hebt.

Slide 10 - Open vraag

14

Slide 11 - Video

00:05-00:10
(hoe een tekst eruitziet)

Slide 12 - Tekstslide

00:20-00:25


Schrijf na elke alinea een witregel,
dus sowieso na elk deel.

Slide 13 - Tekstslide

00:45-00:50
(Het waarom van een inleiding) 

Slide 14 - Tekstslide

00:52-00:57
(vertellen waar de tekst over gaat.) 

Slide 15 - Tekstslide

01:11
Wat is ook alweer een alinea?
A
Een aantal zinnen in een tekst die bij elkaar horen en bij elkaar staan.
B
Een witte regel tussen verschillende stukjes van een tekst in.
C
De belangrijkste informatie uit een tekst.

Slide 16 - Quizvraag

02:04-02:09
( zorgen dat je tekst gelezen wordt)

Slide 17 - Tekstslide

03:22
Lees de tekst die bij de bolletjes staan in de examenopdracht.
Welke bolletjes horen bij de inleiding?

Slide 18 - Open vraag

03:23
Schrijf bij deze bolletjes dat dit bij de inleiding hoort. Bijvoorbeeld door een boogje ( of { tussen de bolletjes te zetten.

Slide 19 - Tekstslide

03:24
Schrijf de inleiding van de e-mail die jij moet schrijven volgens de examenopdracht.

Slide 20 - Open vraag

04:02
LET OP! 1 deelonderwerp per alinea.
Waarbij een alinea uit meerdere zinnen bestaat,
dus minimaal 2 zinnen (maximaal vaak 5 -7 zinnen).

Slide 21 - Tekstslide

04:15
Welke bolletjes horen dan bij het middenstuk van je e-mail?
Schrijf dit op bij je examenopdracht.

Slide 22 - Open vraag

04:16
Schrijf het middenstuk van je e-mail voor deze examenopdracht.

Slide 23 - Open vraag

05:48

Het slot:
- aangeven wat je verwacht dat de ander voor je gaat doen
- korte samenvatting geven van je mening en argumenten
 - aangeven wat je verwacht dat de ander zelf nu gaat doen
- kort het antwoord herhalen op de vraag uit de inleiding
- een korte samenvatting geven van je tekst

Slide 24 - Tekstslide

04:14
Welke deelonderwerpen kan jouw e-mail voor deze examenopdracht hebben?

Slide 25 - Woordweb

Lees nu de examenopdracht.
Welke bolletjes horen bij het slot?
Schrijf dit weer bij je examenopdracht.

Slide 26 - Open vraag

Schrijf het slot van je e-mail bij de examenopdracht.

Slide 27 - Open vraag

Hoe je e-mail eruit kan zien

Slide 28 - Tekstslide

Je weet nu hoe je een tekst moet opbouwen. Welke vragen heb je hier nog over?

Slide 29 - Open vraag

Schrijf nu zelf een e-mail
LET OP! Een e-mail, GEEN forumbericht!

Schrijf een e-mail naar de Efteling waarin je vertelt dat je mobiele telefoon bent kwijtgeraakt.
(Stuur dit via de Teams-chat naar mij)
Volg hetzelfde stappenplan als wat je met de trui gedaan hebt.
Zie de volgende dia voor het stappenplan.

Slide 30 - Tekstslide

Stappenplan schrijven
1. Waar gaat de tekst over? Wat weet je daar al van?
Welk beeld krijg je daarbij?
2. Lees de examenopdracht. Welke moeilijke woorden begrijp je nog niet?
Herhaal in je hoofd wat je moet doen voor de examenopdracht.
Schrijf de streepjes van het schrijfschema bij de examenopdracht.
3. Bepaal welke kopjes bij de inleiding, het middenstuk en het slot horen.
4. Vul de antwoorden in bij de streepjes van het schrijfschema. 
5. Schrijf de tekst.
6. Controleer je tekst. Heb je alle informatie in je tekst staan? Alle schrijffouten verbeterd?
7. Lever de tekst in.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide