In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Fictie 2.1 - Boeken kiezen
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik vorige les
fictie en non-fictie
realistische en niet-realistische fictie
boeken kiezen
Slide 2 - Tekstslide
Zo kies ik een boek:
Door de voorkant te bekijken.
Door de achterkant te lezen.
Door af te gaan op de mening of tips van een ander.
Een andere manier, namelijk...
Slide 3 - Poll
Je lesboek van aardrijkskunde valt onder ....
A
fictie
B
non-fictie
Slide 4 - Quizvraag
Het boek oorlogswinter valt onder...
A
realistische fictie
B
non-fictie
C
onrealastische fictie
Slide 5 - Quizvraag
Doelen deze les
Je kent een aantal verschillende genres van boeken.
Je kent het verschil tussen hoofd- en bijpersonen
Je kunt hoofdpersonen van bijpersonen in een verhaal onderscheiden
Je kent het verschil tussen sympathie en antipathie.
Je bent je ervan bewust of je sympathie of antipathie voor een personage voelt.
Slide 6 - Tekstslide
Boek kiezen
Het is belangrijk dat je een boek kiest dat je leuk vindt. Let daarom op:
- de voorkant: lees de titel en bekijk het plaatje;
- de flaptekst (= tekst op de achterkant);
- het soort verhaal / genre
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Waar kom je deze pictogrammen tegen?
Slide 9 - Open vraag
Boeken kiezen via internet
Op internet kun je leuke boeken vinden, bijvoorbeeld op de volgende sites:
www.ikvindlezenleuk.nl, www.ikvindlezennietleuk.nl, www.boekenzoeken.org en www.jeugdbibliotheek.nl.
Op deze websites krijg je tips over welke boeken passen bij jouw hobby's en interesses.
Slide 10 - Tekstslide
Personages
Hoofdpersonen
Je leest:
... wat hij denkt/voelt
... zijn karaktereigenschappen kennen
... hoe zijn uiterlijk is
... wat zijn leefomstandigheden zijn
Je leert hoofdpersonen dus goed kennen.
In een verhaal komt vaak maar één hoofdpersoon voor.
Slide 11 - Tekstslide
Bijpersonen
Spelen een minder belangrijke rol
Van hen lees je de gedachtes en gevoelens niet
Hebben vaak een relatie met de hoofdpersoon (vader, moeder, broer, zus, vriend, buurvrouw, etc.)
In een verhaal komen vaak meerdere bijpersonen voor.
Slide 12 - Tekstslide
Wie is in jouw boek (boekopdracht 1) de hoofdpersoon? Vertel kort over zijn naam, karaktereigenschappen, uiterlijk en leefomstandigheden.
Slide 13 - Open vraag
Geef twee namen van bijpersonen uit jouw boek. Noteer ook hun relatie met de hoofdpersoon.
Slide 14 - Open vraag
Symphatie en antipathie
Sympathie: je leeft met een persoon mee, vindt hem aardig.
Antipathie: tegenovergestelde --> hekel hebben aan
Hoofdpersoon --> je zult bijna altijd sympathie voor hem/haar voelen doordat je over zijn gedachtes en gevoelens leest. Zélfs als hij dingen doet die niet door de beugel kunnen.
Slide 15 - Tekstslide
Voel jij voor de hoofdpersoon sympathie of antipathie?