In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Verbanden tussen machten en wortels
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
docs.google.com
Slide 2 - Link
Deze slide heeft geen instructies
H5
MACHTEN, WORTELS
EN VERBANDEN
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je
verbanden leggen tussen machten en wortels en
kun je deze toepassen in berekeningen.
Slide 4 - Tekstslide
De leerdoelen moeten worden besproken met de leerlingen, zodat ze weten wat ze aan het eind van de les moeten kunnen.
Wat weet je al over machten en wortels?
Slide 5 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Machten en wortels
Machten en wortels zijn elkaars tegenovergestelden en hebben een omgekeerde werking.
Slide 6 - Tekstslide
Leg uit dat machten en wortels tegenovergestelde bewerkingen zijn.
De snelheid van een vloedgolf en de zeediepte hebben met elkaar te maken. Daarvoor kun je de volgende formule gebruiken: zeediepte in meter = s² : 9
s: snelheid van de vloedgolf in meters per seconde. Bereken de zeediepte bij een golfsnelheid van 72 meter per seconde.
A
8 m
B
576 m
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De grafiek bij een kwadratische formule heet een …
A
hyperbool
B
rechte lijn
C
parabool
D
cirkel
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoeveel seconden is de periode?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Machtsverheffen
Machtsverheffen = een getal vermenigvuldigen met zichzelf een bepaald aantal keer.
Bijvoorbeeld:
2^3 = 2 x 2 x 2 = 8.
Slide 10 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van machtsverheffen en vraag de leerlingen om zelf enkele voorbeelden te bedenken.
Worteltrekken
= het vinden van een getal dat vermenigvuldigd met zichzelf een bepaald aantal keer een ander getal oplevert.
Bijvoorbeeld:
√16 = 4, want 4 x 4 = 16.
Slide 11 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van worteltrekken en vraag de leerlingen om zelf enkele voorbeelden te bedenken.
Kwadraten
= een getal dat vermenigvuldigd wordt met zichzelf.
Bijvoorbeeld:
4^2 = 4 x4 = 16.
Slide 12 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van kwadraten en vraag de leerlingen om zelf enkele voorbeelden te bedenken.
Vierkantswortels
= de wortel van een kwadraat.
Bijvoorbeeld:
√16 = 4, want 4 x 4 = 16.
Slide 13 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van vierkantswortels en vraag de leerlingen om zelf enkele voorbeelden te bedenken.
Machten en wortels combineren
Bijvoorbeeld:
√(2^4) = √(16) = 4.
Slide 14 - Tekstslide
Leg uit hoe we machten en wortels kunnen combineren en geef meer voorbeelden.
Wortels en machten combineren
Bijvoorbeeld:
√(4^2) = √(16) = 4.
Slide 15 - Tekstslide
Leg uit hoe we wortels en machten kunnen combineren en geef meer voorbeelden.
Machten met verschillende exponenten vermenigvuldigen
Bijvoorbeeld:
2^3 x 2^4 = 2^(3+4) = 2^7.
Slide 16 - Tekstslide
Leg uit hoe we machten met verschillende exponenten kunnen vermenigvuldigen en geef meer voorbeelden.
Machten met dezelfde exponenten vermenigvuldigen
Bijvoorbeeld:
3^2 x 4^2 = (3 x 4)^2.
Slide 17 - Tekstslide
Leg uit hoe we machten met dezelfde exponenten kunnen vermenigvuldigen en geef meer voorbeelden.
Machten met negatieve exponenten
Bijvoorbeeld:
2^-3 = 1/2^3 = 1/8
Slide 18 - Tekstslide
Leg uit wat een negatieve exponent betekent en geef meer voorbeelden.
Wortels vereenvoudigen
Hoe? door de factoren onder de wortel te bepalen en deze factoren buiten de wortel te halen. Bijvoorbeeld:
√(36) = √(2 x 2 x 3 x 3) = 2 x 3 = 6.
Slide 19 - Tekstslide
Leg uit hoe we wortels kunnen vereenvoudigen en geef meer voorbeelden.
Toepassingen
Laat de leerlingen zien hoe machten en wortels worden gebruikt in de praktijk, bijvoorbeeld bij het berekenen van oppervlaktes of inhouden.
Slide 20 - Tekstslide
Laat voorbeelden zien van hoe machten en wortels worden gebruikt in de praktijk.
Vragen
Beantwoord de vragen die de leerlingen nog hebben.
Slide 21 - Tekstslide
Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen en beantwoord deze.
Evaluatie
Evalueer de les met de leerlingen en kijk of de leerdoelen zijn behaald.
Slide 22 - Tekstslide
Vraag de leerlingen of ze de leerdoelen hebben behaald en wat ze van de les vonden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 23 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 24 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 25 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.