24 BBL Voeding en maaltijden Module A (2)

24 BBL Voeding en maaltijden Module A (2)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

24 BBL Voeding en maaltijden Module A (2)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.22 Principes
Over welke principes hebben we het?
Waardoor laten we onze voedingspatroon beïnvloeden?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingspatronen
op basis van principes
WELKE?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

2.23 Koolhydraten en bloedsuikerspiegel 
Eerst 5 kennisvragen !!!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreek je van een lage bloedsuikerspiegel?
A
Als er een tekort is aan vetten
B
Als er een tekort is aan eiwitten
C
Als er een tekort is aan koolhydraten
D
Als je te weinig insuline aanmaakt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan je het beste doen om een lage bloedsuikerspiegel te voorkomen?
A
Heel veel snelle koolhydraten in nemen
B
Zorgen voor een evenwichtig eetpatroon
C
Extra sporten
D
Grotere porties eten

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorbeelden van snelle koolhydraten?
A
Brood, fruit, groenten
B
Koek, volkoren brood, pasta
C
Melk, noten, vis
D
Koek, snoep, gebak

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voordeel van de langzame koolhydraten?
A
Weerstand verbetert
B
Je hebt direct veel suiker in je bloed
C
Je bent langer energiek
D
A, B en C zijn goed

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk een ontbijt met langzame koolhydraten en eiwitten

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slap gevoel, trillen, verlies concentratie -> zin in iets zoets -> bloedsuikerspiegel laag -> brandstof nodig ​


Glucose = brandstof -> levert energie​

https://www.youtube.com/watch?v=4TOLIkS2msA​




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

DUS
Evenwichtig eetpatroon -> hoeveelheid eetmomenten”​

Zo min mogelijke ‘snelle’ koolhydraten -> koek, gebak, frisdrank​
Eet veel ‘langzame’ koolhydraten -> volkorenproducten​
Goede balans tussen hoeveelheid voeding en activiteiten​


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.24 Diabetes​
Alvleesklier maakt geen of te weinig insuline.​

Insuline nodig voor de opname van glucose (koolhydraten) in de cellen​


https://www.diabetesfonds.nl/over-diabetes/heb-ik-diabetes​




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes type 1
Geen aanmaak insuline
Insulineafhankelijk 



* alle leeftijden / van heel jong
Diabetes type 2
Wel aanmaak van insuline maar onvoldoende 
 
Dieet, aanpassen 
leefstijl +
 soms medicatie
* vooral ouderen, mensen met overgewicht

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypo / hyper​
Hypo = een te laag bloedsuikerspiegel​

               Symptomen: wisselend humeur, hoofdpijn, moeheid, zweten, ​
                trillen, duizeligheid, honger, in coma raken

Hyper = een te hoog bloedsuikerspiegel​
                Symptomen: moeheid, droge tong, veel dorst, vaak plassen,​
                flauwvallen, in coma raken​

BELANGRIJK: regelmatig eten, opletten op de inspanning, ​







Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

symptomen diabetes

Slide 17 - Tekstslide

wat te doen bij een hypo of hyper?
hypo: toedienen glucose
indien niet bij bewustzijn intraveneus
of intra musculair of subcutaan

wel bij bewustzijn, siroop, druivensuiker
dit werkt snel maar kort
langwerkend is een bruine boterham

hyper:
bij bewustzijn toedienen vocht en beweging, zodat het teveel aan suiker wordt opgelost, snelwerkende insuline
buiten bewustzijn dan direct 112
Let op bij
Zorgvrager met diabetes. 
Waarom ? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk bij hypo/hyper
Laat de cliënt niet alleen.
Zorg voor een veilige omgeving.
Laat de cliënt insuline of koolhydraten nemen (bijvoorbeeld druivensuiker).
Laat de cliënt veel drinken.
Lijkt dat niet te helpen, dan kan de cliënt in coma raken. Bel dan 112!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.25 Diëten
= een aanpassing in het voedingspatroon

Groepsopdracht: 
Vertel kort wat over het dieet  / de aanpassing
Reden voor dit dieet
Geef voedingsadviezen
Maak 2 quizvragen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keuzes -> korte presentatie !!!
1. Energiebeperkt dieet
2. Energieverrijkt dieet
3. Natriumbeperkt dieet
4. Lactosevrij dieet
5. Glutenvrij dieet
6. Eiwit beperkt / verrijkt dieet
7. Veganistisch

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voeding bij allergie​
Plotseling klachten na het eten​

Etiket zorgvuldig lezen​
Bv door pinda’s, noten, gluten, lactose​

Anafylactische shock = een ernstige reactie op een stof, heftige verschijnselen -> lichaam maakt histamine aan -> bloedvaten verwijden zich waardoor vocht naar je weefsels gaat -> levensgevaarlijke shocktoestand​

Verschijnselen: jeuk, angst, braken, lage bloeddruk, duizeligheid, flauwvallen, opgezwollen hals en lippen -> tot ernstig (ademhalingsmoeilijkheden, opgezwollen slijmvliezen en vernauwde luchtwegen)​





Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselovergevoeligheid​
= de overkoepelende term voor overgevoeligheidsreacties op bepaalde voeding zoals een allergie, een intolerantie en een sensitiviteit​


Koemelkallergie (jeuk, eczeem, astma, diarree, verstopping, braken)​
Glutenintolerantie (in tarwe, gerst, rogge, haver)​
Kleurstoffen sensitiviteit​

Bij een intolerantie voor gluten kunnen mensen deze stof helemaal niet verdragen. Er is maar een klein beetje van nodig om ziek te worden (diarree of verstopping, buikpijn, vermoeidheid, pijn in de gewrichten, jeuk, vochtophoping, hoofdpijn) = coeliaki​






Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.26 Cholesterol
= een belangrijke en noodzakelijke bouwstof voor bijv. de cellen en hormonen​


2 soorten -> verhouding moet goed zijn​
HDL (goede soort)​
LDL (slechte soort)​

HDL zorgt ervoor dat een teveel aan cholesterol naar de lever wordt vervoerd. De lever breekt het slechte LDL af.​
LDL cholesterol door het lichaam -> gaat vastzitten in vaten en organen -> verstopping -> risico op hart- en vaatziekten​






Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.27 Cholesterol, vet en voeding​
Teveel eten van verkeerde vetten -> verhoogt het cholesterolgehalte​

Vet ook nodig voor: ​
opname van vit. A, D en E​
beschermend laagje onder de huid​
levert vetzuren (bv linolzuur) voor afbraak van LDL​

Soorten vetten: onverzadigd vet (goede vetten) en verzadigd vet (slecht)​





Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.28 Babyvoeding
* Borstvoeding: alle noodzakelijke voedingsstoffen voor baby's + antistoffen
* Flesvoeding: aangepast 
* Bijvoeding: na 3-6 maanden

Consultatiebureau -> geeft adviezen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alleen lezen/niet leren
2.29 Een recept lezen
2.30 Betekenis van voedingswaarden
2.31 Methodisch werken
2.32 Kooktechnieken
2.33 Technieken voor het bereiden van een maaltijd

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.34 Voorraad beheren
Wie is verantwoordelijk?

CONTROLE:​
- Kwaliteit​
- THT (tenminste houdbaar tot) en TGT (tenminste gebruiken tot)​
- Bederf​
- Goede plek​
- Juiste omstandigheden​

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.36 Voedingsmiddelen opslaan en bewaren
Bewaaradviezen: ​

- donker, droog, koel: max 18 gr.​
- gekoeld: 3 / 4 - 7 gr.​
- kamertemperatuur: 18 – 25 gr.​
- vriezer: -15 - -18 gr

Maak: opdracht 81



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hygiëne
2.37 Welke regels?​

2.38 Persoonlijke hygiëne -> hoe?​
2.39 HACCP = hygiënecode (Hazard Analysis and Critical Control Points = Analyse van de gevaren en de kritische beheerspunten in het productieproces)​
2.40 HACCP-code en schoonmaak -> eisen schoonmaakplan (voorbeelden)





Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.41 Goede en schadelijke bacteriën
 
Bederf en besmettingen voorkomen (kruisbesmetting) -> HOE?​
-> Oppassen voor voedselvergiftiging

Voorbeelden van schadelijke bacteriën
- Salmonella (op rauw voedsel, ongewassen groente
- E coli bacterie 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOORKOMEN!!!
2.42 Bederf en besmettingen -> voorbeelden
2.43 Kruisbesmetting -> HOE?
2.44 Schimmels -> bederf
2.45 Bewerkt voedsel bewaren -> HACCP HOE?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alleen lezen/niet leren
2.46 Opdienen en serveren
2.47 Tafelmanieren
2.48 Afruimen, opruimen en schoonmaken
2.49 Samenwerken met de cliënt
2.50 Een cliënt in zijn waarde laten

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.51 Verbale en non-verbale communicatie

Verbaal: is datgene wat er gezegd of geschreven wordt

Non-verbaal: toon - gezichtsuitdrukking - houding - handelingen en gebaren  -- > zijn signalen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veiligheid
2.52 Veiligheidsvoorschriften -> voorbeelden
2.53 Veilig omgaan met materialen
2.54 Gevaarlijke situaties voorkomen -> welke?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies