3.2 Metalen en zouten

3.2 Metalen en zouten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

3.2 Metalen en zouten

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-Toets bespreken
Reflecteren op vorige leerdoelen
15 min
-Huiswerk nakijken
10 min
-Formatieve check
10 min
-Indeling stoffen
Nieuwe leerdoelen introduceren
20 min
-Ionen
10 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
15 min

Slide 2 - Tekstslide

Toets bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Reflecteren op vorige leerdoelen
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt stoffen indelen in metalen, zouten en moleculaire stoffen aan de hand van hun atomaire samenstelling.
  • Je kunt metalen op micro- en macroniveau beschrijven.
  • Je kunt zouten op micro- en macroniveau beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat corrosie is, en daarbij maak je onderscheid tussen edele en onedele metalen.
  • Je kunt op microniveau verklaren waarom legeringen andere eigenschappen hebben dan zuivere metalen.

Slide 6 - Tekstslide

De 3 categorieën
Hier kun je bijna alle stoffen indelen:
  1. Moleculaire stof
  2. Metalen
  3. Zout

Hoe weet je tot welke categorie een stof behoort?


Slide 7 - Tekstslide

Moleculaire stoffen
Dit zijn moleculen die bestaan uit niet-metaalatomen. (alle atomen die rechts staan in het periodiek systeem + waterstof)

Voorbeelden van moleculaire stoffen zijn CO2, H2O, C6H12O6, NO3, etc.

Slide 8 - Tekstslide

Metalen
Dit zijn stoffen die maar uit enkele atomen bestaan en links staan in het periodiek systeem.
  • Alle zuivere metalen bestaan alleen uit hun atomen. (ijzer bestaat uit losse ijzeratomen)

Slide 9 - Tekstslide

Metaalrooster
 De atomen die in een metaal zitten, zitten vast in een metaalrooster.

In een metaalrooster kunnen elektronen vrij rond bewegen. Hierdoor worden de atomen positief geladen.

De atomen trekken elkaar heel sterk aan en deze aantrekkingskracht tussen de atomen heet de metaalbinding.

Doordat elektronen vrij rond bewegen kunnen ze stroom geleiden.

Slide 10 - Tekstslide

Metaaleigenschappen
Metalen hebben overeenkomende eigenschappen:
  • Blinken als je ze poetst
  • Geleiden stroom
  • Zijn buigzaam
  • Geleiden warmte

Alle metalen zijn vast op kamertemperatuur
(behalve kwik!)

Slide 11 - Tekstslide

Edelheid
Naast veel overeenkomsten zijn er ook verschillen tussen
metalen.

Scheikundigen verdelen metalen in edel en onedel:

Edele metalen:
Metalen die niet reageren met andere stoffen. Bijvoorbeeld: goud, zilver en platina.
Sieraden gemaakt van edele metalen omdat ze niet roesten.

Slide 12 - Tekstslide

Edelheid
Onedele metalen:
Metalen die wel reageren met andere stoffen. Metalen reageren het vaakst met water en zuurstof, dit heet corrosie (roest).


Alles wat niet edel is, is dus onedel (ongeveer 70 metalen)

Slide 13 - Tekstslide

Onedel of zeer onedel
Sommige metalen zijn zeer onedel.

Dit betekent dat ze heftig reageren met stoffen zoals water en zuurstof.

heftig = explosief of ontvlambaar


Slide 14 - Tekstslide

Legeringen
Je kan ook metalen met elkaar mengen, dit noem je legeringen.

Het combineren van metaalatomen kan namelijk zorgen voor betere eigenschappen.


Slide 15 - Tekstslide

Zouten
Zouten zijn stoffen die bestaan uit een combinatie van metalen en niet-metalen.

Zoals tafelzout (NaCl).

Slide 16 - Tekstslide

Zijn de volgende stoffen enkelvoudig, moleculair of een zout?
Enkelvoudig
Zout
Moleculair
AgBr
CH4
Fe
O2

Slide 17 - Sleepvraag

Ionen
Een ion is een atoom met teveel of te weinig elektronen (geladen atoom).
Dit laat je zien door een + of een - bij het atoom rechtsboven erbij te zetten.

Voorbeeld:
  • Goud-ion: Au⁺, deze komt een elektron (e⁻) te kort, dus een positief ion.
  • Bromide-ion: Br⁻, deze heeft een elektron (e⁻) te veel, dus een negatief ion.


Slide 18 - Tekstslide

Een zuurstofatoom heeft 8 protonen en 9 elektronen. Wat is de lading?
A
1+
B
1-
C
0

Slide 20 - Quizvraag

Ionen
Welke ionen zijn positief geladen en welke negatief?
  • Metalen: positief geladen
  • Niet-metalen: negatief geladen

Niet-metaalatomen krijgen een negatieve lading en de uitgang '-ide' in de naam. Bijvoorbeeld uit chloor ontstaat het chloride-ion

Slide 21 - Tekstslide

Zet de ionen op de juiste plek.
Metalen
Niet-metalen
Ag+
Cu2+
Cl-
S2-

Slide 22 - Sleepvraag

Zouten
Zouten bestonden uit metaal atomen en niet-metaalatomen.

Dat betekent dat zouten dus altijd bestaan uit + ionen en - ionen.

+ en - ionen trekken elkaar heel goed aan, deze binding heet de ionbinding.

De ionen in een zout komen dan in een ionrooster te zitten.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig of duo's in rust.
Wat?

Hoe?
Uit het boek.
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 5 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Werken aan een ander vak. 

Hoofdstuk 3 paragraaf 2:
1 t/m 7

Slide 25 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt stoffen indelen in metalen, zouten en moleculaire stoffen aan de hand van hun atomaire samenstelling.
Je kunt zouten op micro- en macroniveau beschrijven.
Je kunt op microniveau verklaren waarom legeringen andere eigenschappen hebben dan zuivere metalen.
Je kunt uitleggen wat corrosie is, en daarbij maak je onderscheid tussen edele en onedele metalen.
Je kunt metalen op micro- en macroniveau beschrijven.

Slide 26 - Sleepvraag