Ned_10juni_Havo3_Vwo3_H3_Grammatica_les2

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Terugblik 
Klas 2B/Klas 2C presenteren
Modules afmaken/woorden leren/stillezen etc
Samen nakijken 
Samen oefenen
Zelfstandig aan de slag 
Evalueren & vooruitblik 
Wisseling docent/pauze
Kahoot!


Slide 2 - Tekstslide

Hoe was de les gegaan?


Wat heb je gedaan?












Slide 3 - Tekstslide




Les 1
Taalbeschouwing
Les 2
Grammatica
Les 3
Grammatica afmaken
Inhalen toetsen 
Kahoot!

Tot aan de zomervakantie:
Hoofdstuktoets hoofdstuk 3 (dond 24 juni)











Slide 4 - Tekstslide




Les 1
Taalbeschouwing
Havo theorie blz 115, opdracht 3 A en B 
Vwo opdracht 4 blz 125
Les 2
Grammatica
Havo blz 119, opdr 1, blz 122 opdr 6
Vwo blz 128, opdr 6-9
Les 3
Grammatica afmaken
Inhalen toetsen & Kahoot!
Tot aan de zomervakantie:
Boekopdracht (presentatie) (don 3 juni)
Hoofdstuktoets hoofdstuk 3 (dond 24 juni)











Slide 5 - Tekstslide

Kies uit: stillezen (15 min)
timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel 
Je weet dat een bijvoeglijke bijzin iets zegt over een zelfstandig naamwoord.
Je weet dat een bijvoeglijke bijzin geen zinsdeel is maar een zinsdeelstuk: onderdeel van een zinsdeel

Je weet dat verwijswoorden terugslaan op zelfstandige naamwoorden. 


Slide 7 - Tekstslide

Schrijf onderstaande zin over en verdeel in zinsdelen.
Jouw super intelligente vriendin zag ik afgelopen zaterdag in de stad.
pv = verander de zin van tijd/maak de zin vragend
ow = wie/wat +pv
wg =  alle werkwoorden in de zin
lv = wie/wat+pv+ow
mv = aan wie/wat+pv+ow+lv
bwb = alle andere zinsdelen

Wat is de bijvoeglijke bepaling?

Slide 8 - Tekstslide

Heb jij ooit de ruim 112 meter hoge Domtoren beklommen?

pv - ow - wg- lv - mv - bwb

Slide 9 - Open vraag

Antwoord
Heb jij ooit de ruim 112 meter hoge Domtoren beklommen?

pv = heb
ow = jij
wg = heb beklommen
lv = de ruim 112 meter hoge domtoren
mv = -
bwb = ooit

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 
Dit noem je bij de zinsontleding de 'bijvoeglijke bepaling'.

de vriendelijke man


Je kunt ook een bijvoeglijke bijzin maken:
de man die vriendelijk is

Slide 11 - Tekstslide

Zinsontleding
Opdracht: schrijf onderstaande zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem de zinsdelen: pv - ow - wg - lv - mv - bwb.

Mensen die ik niet vertrouw vertel ik echt geen geheimen.

Wat is de bijvoeglijke bepaling?

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord
Mensen die ik niet vertrouw | vertel | ik | echt | geen geheimen.

pv = vertel
ow = ik
wg = vertel
lv = geen geheimen
mv = Mensen die ik niet vertrouw 
bwb = echt

die ik niet vertrouw = bijv. bijzin bij 'Mensen'


Slide 13 - Tekstslide

zinsdeel & zinsdeelstuk
zinsdeel = groepje woorden die bij elkaar horen, onverwisselbaar zijn
--> onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
zinsdeelstuk = een zinsdeel binnen een zinsdeel (bijv.: een bijvoeglijke bijzin)

voorbeeld:
De voetballer die erg fanatiek is, | speelt |  bij de jeugdselectie.

pv = speelt
ow = De voetballer die erg fanatiek is
bwb = bij de jeugdselectie
zinsdeelstuk = die erg fanatiek is (= bijvoeglijke bijzin) want hoort binnen het 'onderwerp'



Slide 14 - Tekstslide


Naar welk woord verwijst de bijvoeglijke bijzin in:

Mijn broer die in 4 havo zit, heeft vorig jaar een maand in Zweden gestudeerd.
A
maand
B
mijn broer
C
4 havo
D
Zweden

Slide 15 - Quizvraag

 betrekkelijk voornaamwoord (deel 1)
Mijn broer die in 4 havo zit, heeft vorig jaar een maand in Zweden gestudeerd.

ow = Mijn broer die in 4 havo zit
bijv. bijzin = die in 4 havo zit --> broer

'die' = betrekkelijk voornaamwoord & verwijst terug naar antecedent 'broer'

Slide 16 - Tekstslide

betrekkelijk voornaamwoord (deel 2)
de-woorden = 'die' 
vb: De jongen die graag voetbalt...

het-woorden = 'dat'
vb: Het meisje dat graag jurkjes draagt...

voorzetsel + wie = met wie, over wie, enz.
vb: De klasgenoot met wie ik graag samenwerk...

Slide 17 - Tekstslide

betrekkelijk voornaamwoord (deel 3)
'Wat' gebruik je bij terugverwijzen in de volgende situaties:
1. overtreffende trap
vb: Het allermooiste wat ik ooit gezien heb...
2. woorden als alles, enige, iets, niets, veel
vb: Het enige wat ik wil, is een weekje vakantie.
3. een hele zin
vb: Barry wilde graag aanvoerder worden, wat de coach een goed idee vond.

Slide 18 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (deel 4)
Wie en wat kunnen aan het begin van een zin staan, zonder dat er een antecedent aan voorafgaat. Wie betekent dan ‘degene die’, en wat ‘dat wat’.

Dit noem je een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (betr. vnw. m.i.a.).

Wie niet mee wil doen, kan hier op ons wachten.
Wat hij zegt, is volslagen onzin.

Slide 19 - Tekstslide

Grammatica 
Havo blz 119, opdr 1a en 1c
Havo blz 122, opdr 6 a, b, c
Vwo blz 130, opdr 7, 8 en 9

Let op: 
De opdrachten zijn vandaag af, de module wordt er vandaag uitgehaald!

Denk ook aan taalbeschouwing, laatste inlevermoment (hierna moet je de module maken)
Havo blz 116, opdracht 3 A en B, Vwo blz 125, opdracht 4 A en B
Denk ook aan woordenschat, laatste inlevermoment (hierna moet je de module maken)
Havo blz 113, opdracht 2b, 3a Vwo, blz 117, 1, 4a, 4b en 4c 




timer
30:00

Slide 20 - Tekstslide

Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide


Wat gaan we de volgende les doen?



Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken

Slide 25 - Tekstslide