ObserverendLerenLezen5

Observerend leren lezen
Les 5: zelf weer diep begrip opbouwen
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Observerend leren lezen
Les 5: zelf weer diep begrip opbouwen

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
In de vorige les oefende je met wat je in elk geval moet doen om een tekst diep te begrijpen. Weet je nog wat we je vooral wilden bijbrengen?

Weet je het nog? Beantwoord dan de vraag op de volgende sheet.

Slide 2 - Tekstslide

Als je voor dieper begrip terugleest,
moet je vooral vaak
A
moeilijke woorden herlezen
B
moeilijke of belangrijke tekstdelen herlezen
C
signaalwoorden en -zinnen herlezen
D
alle zinnen in de tekst herlezen

Slide 3 - Quizvraag

Maar zet ook een volgende stap!
Als je een (pittige) tekst diep wilt begrijpen, dan is het goed pittige tekstdelen zo te herlezen dat je de gedachtegang erin snapt.

Daarbij is het goed jezelf daarbij telkens, per alinea vragen te stellen.

Slide 4 - Tekstslide

Huh? Vragen?
Maar wat voor vragen? Je stelt dan vragen naar:
a) wat de kern van de alinea is, en
b) hoe deze kern zich verhoudt tot de hoofdgedachte van de hele tekst.

Door op deze vragen te antwoorden, maak je je de gedachtegang in de tekst eigen (en dat is, zoals je inmiddels weet, dieper begrip).

Slide 5 - Tekstslide

Een leestaak ...
In deze les verricht je een leestaak waarmee je weer kunt oefenen met het opbouwen van diep begrip, nu via het stellen van vragen. 
Wat ga je doen? Eerst lees je een tekst die je voor een denkbeeldige opdracht voor school 'diep' moet begrijpen. Samen werken we deze tekst vervolgens door en bekijken dan per alinea wat je jezelf erbij moet afvragen. We bekijken ook de antwoorden op die vraag of vragen.


Slide 6 - Tekstslide




Ben je er klaar voor? Dan starten we met de taak ...


Slide 7 - Tekstslide

De leestaak!
Stel, morgen moet je voor het vak Nederlands een schrijftoets maken. Daarin moet je een heldere, goed geïnformeerde tekst schrijven of burn-out onder Nederlandse werknemers nu wel of niet toeneemt. Als basis voor deze tekst ontvang je van je docent enkele teksten over dit onderwerp, waarmee je je in kunt lezen.
Vooral één tekst vind je goed bruikbaar. Omdat je op de schrijftoets maar weinig tijd beschikbaar hebt om te schrijven, wil je de informatie in deze bron vooraf wel al helder op een rijtje hebben.


Slide 8 - Tekstslide

Bepaal eerst zelf: waarom is deze tekst voor je toets inderdaad goed bruikbaar? Hier is de inleiding. Lees deze kort door.
Hebben Nederlanders steeds vaker last van een burn-out?

[1] Als je sommige berichten moet geloven, is burn-out een plaag aan het worden in Nederland. ‘Zorgen om burn-out-epidemie’, kopte de Telegraaf in 2020. ‘Burn-out? Tsja, het heerst’, schreef het AD. ’ Ook de titels van de nieuwste burn-outboeken liegen er niet om. Wat te denken van: ‘Burn-out begint in de kleuterklas.’ Gaan we ten onder aan burn-out?
[2] ‘Nee’, zegt psycholoog Wilmar Schaufeli. Hij deed aan de Universiteiten van Utrecht en Leuven in totaal 35 jaar onderzoek naar burn-out en stress. Volgens hem [...].

Slide 9 - Tekstslide

Waarom is deze tekst hoogstwaarschijnlijk goed bruikbaar voor je schrijftoets? Sleep een of meer goede antwoorden naar het rode vak.
De tekst citeert enkele interessante krantenkoppen.
Er komt een expert met veel gezag aan het woord.
Het is een actuele tekst, met waarschijnlijk recente gegevens.
De tekst laat zien dat burn-out een plaag aan het worden is.

Slide 10 - Sleepvraag

Je antwoord?
Deze tekst is goed bruikbaar voor je werkstuk, omdat ze
* een vooraanstaand expert aanhaalt op het gebied van burn-out;
* (waarschijnlijk) actuele cijfers en gegevens vermeldt;
* (waarschijnlijk) goed op het onderwerp van de toets aansluit;
* (waarschijnlijk) geen partijdige of onbetrouwbare informatie aanhaalt.

Slide 11 - Tekstslide


Wat ga je nu met deze tekst doen?
Je wilt dus vooral weten of burn-out onder Nederlandse werknemers nu wel of niet toeneemt.

Lees de tekst op de volgende twee sheets eerst goed door. Dat hoef je nog niet al te uitgebreid of intensief te doen. Als je hem hebt gelezen, nemen we de hele tekst namelijk per alinea nogmaals nauwkeurig door. Dan kijken we of je voor jezelf vragenderwijs de relevante informatie eruit weet te halen.



Slide 12 - Tekstslide

Lees de tekst dus wel eerst even he?

(Mooi! Nou gaan we beginnen.)

Slide 13 - Tekstslide

Hebben Nederlanders steeds vaker last van een burn-out?

[1] Als je sommige berichten moet geloven, is burn-out een plaag aan het worden in Nederland. ‘Zorgen om burn-out-epidemie’, kopte de Telegraaf in 2020. ‘Burn-out? Tsja, het heerst’, schreef het AD.’ Ook de titels van de nieuwste burn-outboeken liegen er niet om. Wat te denken van: Burn-out begint in de kleuterklas. Gaan we ten onder aan burn-out?
[2] ‘Nee’, zegt psycholoog Wilmar Schaufeli. Hij deed aan de Universiteiten van Utrecht en Leuven in totaal 35 jaar onderzoek naar burn-out en stress. Het belangrijkste om te onthouden, zegt hij, is dat een burn-out niet hetzelfde is als het hebben van burn-outklachten. Schaufeli: ‘Denk aan een verkoudheid: als je verkoudheidsklachten hebt, heb je nog geen longontsteking. Dus als je burn-outklachten hebt, dan betekent het dat je erg moe bent. Het wil alleen niet zeggen dat je thuis op de bank zit en maandenlang veroordeeld bent tot een niet-werkend bestaan.’
[3] Wat het lastig maakt: de cijfers over burn-out lopen in
boeken, artikelen en op tv voortdurend door elkaar heen. Betrouwbare getallen zijn onder meer te vinden in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In 2018 had zo'n 17 procent van alle werkende Nederlanders last van burn-outklachten, dat wil zeggen vermoeidheid. In 2007 was dat percentage nog 11 procent. 263.000 Nederlanders kregen verder in 2018 van de huisarts de diagnose ‘overspanning’- een term die ook wel bij burn-out gebruikt wordt (om de zaak nog verder te compliceren). Het aantal meldingen van burn-out door bedrijfsartsen is sinds 2008 ongeveer verdubbeld.
[4] De cijfers laten dus over het algemeen een stijging zien, zegt Schaufeli, maar het is van belang om die cijfers in perspectief te zien. Er zijn in Nederland grofweg 800.000 mensen arbeidsongeschikt, zo’n veertig procent vanwege psychische klachten, waaronder burn-out. ‘Dat lijkt veel’, zegt Schaufeli, ‘maar we hebben een beroepsbevolking van bijna negen miljoen mensen. Ernstige burn-out komt dus maar bij een paar procent van de beroepsbevolking voor. Er is zeker
Lees door op de volgende sheet!

Slide 14 - Tekstslide

iets aan de hand. Maar roepen dat we ten onder gaan aan burn-out klopt niet.’
[5] Onze aandacht voor een burn-out-epidemie heeft misschien ook een zichzelf versterkend effect. Schaufeli: ‘Mensen met wie het niet goed gaat, die ontevreden zijn op hun werk en die zich gestrest voelen, hebben nerveuze klachten. Ze horen een label en plakken dat op. Daarmee is het maar de vraag of het een burn-out is.’
[6] Voordat we nu denken dat burn-out ingebeeld is: burn-out bestaat wel degelijk, benadrukt Schaufeli. Het is een verzameling klachten, een syndroom, zo je wilt. De kern van een burn-out is vermoeidheid. ‘Mensen zijn zo ongelooflijk moe dat ze ’s morgens al moe opstaan. Mensen krijgen een aversie tegen werk. Ze zijn ook vaak cynisch, niet meer betrokken of enthousiast.' Door die uitputting raken aandacht en concentratie verstoord.
[7] Dan is er natuurlijk de vraag: heeft Nederland meer of minder burn-out dan in andere landen? Gemiddeld tien procent van de Europese werknemers voelt zich aan het einde
van de werkdag geregeld uitgeput. In Nederland is dat percentage beduidend lager: 6,4 procent, vergelijkbaar met Denemarken. Slovenië, sinds 2004 lid van de EU, scoort slecht (20,6 procent). In Turkije, geen lid van de EU, maar wel dichtbij Europa, zijn ook veel werknemers uitgeput: 25 procent!
[8] Toch denken we in Nederland dat we ten onder dreigen te gaan aan burn-out. Hoe kan dat? Misschien heeft ons idee over burn-out juist te maken met onze welvaart en onze goed ingerichte samenleving, zegt Schaufeli. ‘Nederland is rijk, er is weinig corruptie, een sterke democratie, er is veel gelijkheid tussen man en vrouw. Juist omdat het zo goed gaat, vallen dingen op die minder goed gaan.’
[9] Volgens Schaufeli moeten we met een burn-out leren leven. Want een dynamische wereld betekent nu eenmaal een aanslag op onze energie. Maar, denkt de psycholoog, met gezamenlijke inspanningen kunnen we het probleem wel beheersen. Op persoonlijk niveau bijvoorbeeld door je grenzen aan te geven, en op bedrijfsniveau door te zorgen voor een goed sociaal klimaat.

Slide 15 - Tekstslide

Klaar?
En? Heb je een beeld van de tekst gekregen?

Wilmar Schaufeli geeft, zoals je hebt kunnen lezen, een aantal argumenten waarom er geen sprake is van een burn-outepidemie in Nederland. 

We werken nu de tekst per alinea door.  Vraag jezelf per alinea af welke vraag of vragen je er precies bij zou moeten stellen, zodat je de gedachtegang van de tekst helder op een rijtje krijgt. Bij de eerste vier alinea's helpen we je daarbij, bij de laatste vier ga je zelfstandig ermee aan de slag.

Slide 16 - Tekstslide

Titel & alinea 1
Hebben Nederlanders steeds vaker last van een burn-out?

[1] Als je sommige berichten moet geloven, is burn-out een plaag aan het worden in Nederland. ‘Zorgen om burn-out-epidemie’, kopte de Telegraaf in 2020. ‘Burn-out? Tsja, het heerst’, schreef het AD.’ Ook de titels van de nieuwste burn-outboeken liegen er niet om. Wat te denken van: Burn-out begint in de kleuterklas. Gaan we ten onder aan burn-out?

Slide 17 - Tekstslide

Welke vraag/vragen zou je voor jezelf het beste bij deze alinea kunnen formuleren voor dieper begrip? Sleep de goede vraag/vragen naar het rode vak.
Welke verklaring wordt in deze tekst voor de burn-outplaag gegeven?
Op welke actuele aanleiding wordt in deze tekst gereageerd?
Welke vraag staat in deze tekst over burn-outs centraal?
Welke oplossing voor burn-outs staat in deze tekst centraal?

Slide 18 - Sleepvraag

'Op welke actuele aanleiding
wordt in deze tekst gereageerd?'
Welke van onderstaande zinnen bevat
het (beste) antwoord op deze vraag?
A
Als je sommige berichten moet geloven, is burn-out een plaag aan het worden in Nederland.
B
‘Zorgen om burn-out-epidemie’, kopte de Telegraaf in 2020. ‘Burn-out? Tsja, het heerst’, schreef het AD.’
C
Ook de titels van de nieuwste burn-outboeken liegen er niet om. Wat te denken van: ‘Burn-out begint in de kleuterklas.’
D
Gaan we ten onder aan burn-out?

Slide 19 - Quizvraag

'Welke vraag staat in deze
tekst over burn-outs centraal?'
Welke van onderstaande zinnen bevat
het (beste) antwoord op deze vraag?
A
Als je sommige berichten moet geloven, is burn-out een plaag aan het worden in Nederland.
B
‘Zorgen om burn-out-epidemie’, kopte de Telegraaf in 2020. ‘Burn-out? Tsja, het heerst’, schreef het AD.’
C
Ook de titels van de nieuwste burn-outboeken liegen er niet om. Wat te denken van: ‘Burn-out begint in de kleuterklas.’
D
Gaan we ten onder aan burn-out?

Slide 20 - Quizvraag

Vragen? Antwoorden?
Wat moet je dus jezelf bij deze alinea afvragen voor dieper begrip? En wat antwoord je dan?

* Ten eerste: waar reageert deze tekst op?
Volgens sommige berichten is burn-out een plaag aan het worden in Nederland.
* Ten tweede: welke vraag staat in de tekst centraal?
Gaan we ten onder aan burn-out?

Deze antwoorden moet je dus voor jezelf opslaan. Dan bouw je dieper begrip op bij deze alinea.
 

Slide 21 - Tekstslide

Alinea 2.
Wat vraag je jezelf af voor dieper begrip?

... Gaan we ten onder aan burn-out?
[2] ‘Nee’, zegt psycholoog Wilmar Schaufeli. Hij deed aan de Universiteiten van Utrecht en Leuven in totaal 35 jaar onderzoek naar burn-out en stress. Het belangrijkste om te onthouden, zegt hij, is dat een burn-out niet hetzelfde is als het hebben van burn-outklachten. Schaufeli: ‘Denk aan een verkoudheid: als je verkoudheidsklachten hebt, heb je nog geen longontsteking. Dus als je burn-outklachten hebt, dan betekent het dat je erg moe bent. Het wil alleen niet zeggen dat je thuis op de bank zit en maandenlang veroordeeld bent tot een niet-werkend bestaan.’

Slide 22 - Tekstslide

Welke vraag/vragen zou je voor jezelf het beste bij de inhoud van deze alinea kunnen formuleren? Sleep de goede vraag/vragen naar het rode vak.
Wordt burn-out een plaag?
Wat is de overeenkomst tussen verkoudheid en burn-out?
Wie is Willem Schaufeli?
Wat wil Schaufeli als eerste over burn-outs benadrukken?

Slide 23 - Sleepvraag

'Wordt burn-out een plaag?' 'Nee!', aldus Schaufeli.

Vervolgvraag:
Wat wil Schaufeli als eerste over burn-outs benadrukken?
A
dat een burn-out niet hetzelfde is als het hebben van burn-outklachten.
B
als je verkoudheidsklachten hebt, heb je nog geen longontsteking.
C
als je burn-outklachten hebt, dan betekent het dat je erg moe bent.
D
als je een burn-out hebt, hoef je niet thuis op de bank te zitten en maandenlang niet kunnen werken.

Slide 24 - Quizvraag

Vragen? Antwoorden?
Wat moet je dus jezelf bij deze alinea afvragen? En wat antwoord je dan?

* Ten eerste: Gaan we ten onder aan burn-out?
‘Nee, [er is geen burn-outplaag, volgens Schaufeli]’.
* Ten tweede: Wat wil Schaufeli als eerste benadrukken? 
Een burn-out is niet hetzelfde als het hebben van burn-outklachten.

Deze antwoorden moet je dus voor jezelf opslaan. Dan bouw je dieper begrip op bij deze alinea.
 

Slide 25 - Tekstslide

Alinea 3
Wat vraag je jezelf af voor dieper begrip?

... burn-out wil alleen niet zeggen dat je thuis op de bank zit en maandenlang veroordeeld bent tot een niet-werkend bestaan.’
[3] Wat het lastig maakt: de cijfers over burn-out lopen in boeken, artikelen en op tv voortdurend door elkaar heen. Betrouwbare getallen zijn onder meer te vinden in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In 2018 had zo'n 17 procent van alle werkende Nederlanders last van burn-outklachten, dat wil zeggen vermoeidheid. In 2007 was dat percentage nog 11 procent. 263.000 Nederlanders kregen verder in 2018 van de huisarts de diagnose ‘overspanning’ - een term die ook wel bij burn-out gebruikt wordt (om de zaak nog verder te compliceren). Het aantal meldingen van burn-out door bedrijfsartsen is sinds 2008 ongeveer verdubbeld.

Slide 26 - Tekstslide

Welke vraag/vragen zou je voor jezelf het beste bij de inhoud van deze alinea kunnen formuleren? Sleep de goede vraag/vragen naar het rode vak.
Geven de media in Nederland goede informatie over burn-out?
Neemt burn-out in Nederland nu af of toe, volgens betrouwbare gegevens?
Hoeveel burn-outklachten zijn er volgens betrouwbare gegevens in Nederland?
Zijn er in Nederland minder burn-outklachten dan 'overspanningsklachten'?

Slide 27 - Sleepvraag

"Geven de media over burn-out
duidelijke informatie?"

Welke zin uit alinea 3 geeft antwoord op deze vraag?
A
Wat het lastig maakt: de cijfers over burn-out lopen in boeken, artikelen en op tv voortdurend door elkaar heen.
B
Betrouwbare getallen zijn onder meer te vinden in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.
C
In 2018 had zo'n 17 procent van alle werkende Nederlanders last van burn-outklachten, dat wil zeggen vermoeidheid. In 2007 was dat percentage nog 11 procent.
D
Het aantal meldingen van burn-out door bedrijfsartsen is sinds 2008 ongeveer verdubbeld.

Slide 28 - Quizvraag

"Neemt burn-out onder werknemers nu af of juist toe, volgens betrouwbare gegevens?"

Welke zin uit alinea 3 bevat het duidelijkst het antwoord?

A
Betrouwbare getallen zijn onder meer te vinden in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.
B
In 2018 had zo'n 17 procent van alle werkende Nederlanders last van burn-outklachten, dat wil zeggen vermoeidheid. In 2007 was dat percentage nog 11 procent.
C
263.000 Nederlanders kregen verder in 2018 van de huisarts de diagnose ‘overspanning’- een term die ook wel bij burn-out gebruikt wordt (om de zaak nog verder te compliceren).
D
Het aantal meldingen van burn-out door bedrijfsartsen is sinds 2008 ongeveer verdubbeld.

Slide 29 - Quizvraag

Vragen? Antwoorden?
Wat moet je dus jezelf bij deze alinea afvragen? En wat antwoord je dan?

* Ten eerste: Geven de media over burn-out duidelijke informatie?
‘Nee, de cijfers over burn-out lopen in boeken, artikelen en op tv voortdurend door elkaar.
* Ten tweede: Neemt burn-out onder werknemers nu af of toe, volgens betrouwbare gegevens?
Uit betrouwbare gegevens blijkt een zekere toename.

Deze antwoorden moet je dus voor jezelf opslaan. Dan bouw je dieper begrip op bij deze alinea.
 

Slide 30 - Tekstslide

Alinea 4:
Wat vraag je jezelf af voor dieper begrip?

... Het aantal meldingen van burn-out door bedrijfsartsen is sinds 2008 ongeveer verdubbeld.
[4] De cijfers laten dus over het algemeen een stijging zien, zegt Schaufeli, maar het is van belang om die cijfers in perspectief te zien. Er zijn in Nederland grofweg 800.000 mensen arbeidsongeschikt, zo’n veertig procent vanwege psychische klachten, waaronder burn-out. ‘Dat lijkt veel’, zegt Schaufeli, ‘maar we hebben een beroepsbevolking van bijna negen miljoen mensen. Ernstige burn-out komt dus maar bij een paar procent van de beroepsbevolking voor. Er is zeker iets aan de hand. Maar roepen dat we ten onder gaan aan burn-out klopt niet.’

Slide 31 - Tekstslide

Welke vraag/vragen zou je voor jezelf het beste bij de inhoud van deze alinea kunnen formuleren? Sleep de goede vraag/vragen naar het rode vak.
Hoeveel mensen hebben er in Nederland nu precies een burn-out?
Waarom klopt het niet dat er een burn-out-plaag is?
Waarom valt het met die stijging in het aantal burn-outs wel mee?
Neemt het aantal burn-outgevallen nu toe of af?

Slide 32 - Sleepvraag

Vooral deze vraag is relevant:
"Waarom valt het met die stijging
in het aantal burn-outs wel mee?"
Welke zin uit alinea 4 geeft het beste antwoord op deze vraag?
A
De cijfers laten dus over het algemeen een stijging zien, zegt Schaufeli, maar het is van belang om die cijfers in perspectief te zien.
B
Er zijn in Nederland grofweg 800.000 mensen arbeidsongeschikt, zo’n veertig procent vanwege psychische klachten, waaronder burn-out.
C
‘Dat lijkt veel’, zegt Schaufeli, ‘maar we hebben een beroepsbevolking van bijna negen miljoen mensen.
D
Ernstige burn-out komt dus maar bij een paar procent van de beroepsbevolking voor.

Slide 33 - Quizvraag

Vraag? Antwoord?
Wat moet je dus jezelf bij deze alinea afvragen? En wat antwoord je dan?

* Waarom valt het met die stijging in het aantal burn-outs wel mee?
Ernstige burn-out komt uiteindelijk maar bij een paar procent van de beroepsbevolking voor.

Dit antwoord moet je dus voor jezelf opslaan. Dan bouw je dieper begrip op bij deze alinea.
 

Slide 34 - Tekstslide

Zelf aan de slag!


Bedenk nu zelf per alinea een vraag (of vragen) die je helpt om je de gedachtegang van de tekst eigen te maken.

Slide 35 - Tekstslide

Alinea 5:
Wat vraag je jezelf af voor dieper begrip?

... Er is zeker iets aan de hand. Maar roepen dat we ten onder gaan aan burn-out klopt niet.’
[5] Onze aandacht voor een burn-out-epidemie heeft misschien ook een zichzelf versterkend effect. Schaufeli: ‘Mensen met wie het niet goed gaat, die ontevreden zijn op hun werk en die zich gestrest voelen, hebben nerveuze klachten. Ze horen een label en plakken dat op. Daarmee is het maar de vraag of het een burn-out is.’

Slide 36 - Tekstslide

Welke vraag zou je bij deze alinea stellen
voor dieper begrip?

Slide 37 - Open vraag

En welk antwoord zou je dan
op deze vraag formuleren?

Slide 38 - Open vraag

Je vraag?
Een logische vraag is zoiets als 'Waardoor denken mensen al snel dat ze een burn-out hebben?'. Dan wordt de alinea alleen nog niet duidelijk gekoppeld aan de algemene gedachtegang.
In deze alinea geeft Schaufeli namelijk nog een tweede argument waarom er geen sprake is van een burn-outplaag. Een goede vraag zou dus kunnen zijn: Om welke (tweede) reden is er waarschijnlijk geen burn-outplaag?

Het antwoord luidt: Door de media-aandacht denken mensen met burn-outklachten al snel dat ze een burn-out hebben. Dit antwoord moet je dus voor jezelf opslaan. Dan bouw je dieper begrip op bij deze alinea.

Slide 39 - Tekstslide

Alinea 6 skippen we ... Alinea 7!
Wat vraag je jezelf af voor dieper begrip?
... Ze horen een label en plakken dat op. Daarmee is het maar de vraag of het een burn-out is.’
[7] Dan is er natuurlijk de vraag: heeft Nederland meer of minder burn-out dan in andere landen? Gemiddeld tien procent van de Europese werknemers voelt zich aan het einde van de werkdag geregeld uitgeput. In Nederland is dat percentage beduidend lager: 6,4 procent, vergelijkbaar met Denemarken. Slovenië, sinds 2004 lid van de EU, scoort slecht (20,6 procent). In Turkije, geen lid van de EU, maar wel dichtbij Europa, zijn ook veel werknemers uitgeput: 25 procent!

Slide 40 - Tekstslide

Welke vraag zou je bij deze alinea stellen
voor dieper begrip?

Slide 41 - Open vraag

En welk antwoord zou je dan
op deze vraag formuleren?

Slide 42 - Open vraag

Je vraag?
Een logische vraag is natuurlijk: 'Heeft Nederland in vergelijking met andere landen veel burn-outgevallen?' Geen onzinvraag natuurlijk, maar dan verbind je de redenering in deze alinea nauwelijks aan de gedachtegang van de tekst (nl., er is geen burn-outplaag!)
In deze alinea geeft Schaufeli namelijk nog een derde argument waarom er geen sprake is van een burn-outplaag. Een vraag voor dieper begrip zou dus kunnen zijn: Om welke (derde) reden is er geen burn-outplaag in Nederland?

Het antwoord luidt: In vergelijking met andere Europese landen heeft Nederland relatief weinig burn-outgevallen. Dit antwoord moet je dus voor jezelf opslaan. Dan bouw je dieper begrip op bij deze alinea.

Slide 43 - Tekstslide

Alinea 8
Wat vraag je jezelf af voor dieper begrip?

... In Turkije, geen lid van de EU, maar wel dichtbij Europa, zijn ook veel werknemers uitgeput: 25 procent!
[8] Toch denken we in Nederland dat we ten onder dreigen te gaan aan burn-out. Hoe kan dat? Misschien heeft ons idee over burn-out juist te maken met onze welvaart en onze goed ingerichte samenleving, zegt Schaufeli. ‘Nederland is rijk, er is weinig corruptie, een sterke democratie, er is veel gelijkheid tussen man en vrouw. Juist omdat het zo goed gaat, vallen dingen op die minder goed gaan.’

Slide 44 - Tekstslide

Welke vraag zou je bij deze alinea stellen
voor dieper begrip?

Slide 45 - Open vraag

En welk antwoord zou je dan
op deze vraag formuleren?

Slide 46 - Open vraag

Je vraag?
Een vraag voor dieper begrip zou dus kunnen zijn: Om welke reden denken we toch dat er een burn-outplaag is?

Het antwoord luidt: Juist omdat het in Nederland zo goed gaat, vallen dingen op die minder goed gaan, zoals burn-outs.’
Dit antwoord moet je dus voor jezelf opslaan. Dan bouw je dieper begrip op bij deze alinea.

Slide 47 - Tekstslide

Alinea 9 ...
geeft oplossingen en deze laten we achterwege. Want we willen graag nog iets extra's van je weten ... namelijk ... morgen krijg je een schrijftoets voor Nederlands over burn-outs, en dan moet je wel weten ...   

Slide 48 - Tekstslide

 ... welke vier argumenten Schaufeli geeft voor zijn stelling dat Nederland geen burn-outplaag kent. Sleep de goede antwoorden naar het rode vak.
Overspanningsklachten zijn niet hetzelfde als een burn-out.
Op de gehele werkende Nederlandse bevolking is het aantal burn-outgevallen laag.
Als je uitgeput bent en geen concentratie hebt lange tijd, heb je niet meteen een burn-out.
In de media worden burn-out en burn-outklachten vaak verward.
Nederland heeft in vergelijking met andere landen nogal weinig burn-outgevallen.
Doordat Nederland zo democratisch en dynamisch is, is er relatief weinig burn-out.
Doordat er in Nederland veel goed gaat, valt zoiets als burn-out extra op.

Slide 49 - Sleepvraag

Voldoende 'diep begrepen'?
Had je bij de vorige vraag de vier argumenten correct aangewezen? Wanneer je deze goed wist te benoemen, dan ben je een heel eind op weg om diep begrip bij deze tekst op te bouwen!

Slide 50 - Tekstslide

Einde van de taak
Met deze leestaak wilden we je laten oefenen met het stellen van vragen zodat je de kern van een alinea aan de gedachtegang van de tekst kunt verbinden. 

Slide 51 - Tekstslide

En? Lukte het je om alle vragen bij alinea's zelf helder te formuleren?
A
Ja, ik kon alle vragen correct formuleren.
B
Ja, ik kon de meeste vragen goed formuleren.
C
Mwa ... sommige gingen goed, sommige niet.
D
Nee, de meeste vragen had ik anders of niet.

Slide 52 - Quizvraag

En? Lukte het je om alle vragen bij alinea's goed te beantwoorden?
A
Ja, ik kon alle vragen correct beantwoorden.
B
Ja, ik kon de meeste vragen goed beantwoorden.
C
Mwa ... sommige gingen goed, sommige niet.
D
Nee, de meeste antwoorden had ik niet goed.

Slide 53 - Quizvraag

Wat had je kunnen doen om deze taak nog beter te maken?

Slide 54 - Open vraag

Einde van deze les

Slide 55 - Tekstslide