BSM les 5 hoofdstuk 2.2

Startklaar
- Laptop en map op tafel.
- Jassen en tassen weg.
- Telefoon in je zakkie.
- Rustig praten met je buurman/buurvrouw mag maar niet met andere.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Startklaar
- Laptop en map op tafel.
- Jassen en tassen weg.
- Telefoon in je zakkie.
- Rustig praten met je buurman/buurvrouw mag maar niet met andere.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Betekenis van de rollen 

Verschil tussen de rollen  

Bekwaam schema 


Slide 2 - Tekstslide

Welke rollen ken je...?

Slide 3 - Woordweb

Benoem de rollen
Bijvoorbeeld ; coach - trainer 
wat is een de rol van een Coach? 
Een coach biedt mentale, emotionele en strategische ondersteuning aan sporters om hun prestaties te verbeteren.

Wat is dan de rol van een trainer?

Wat is het verschil tussen trainer - coach?


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Aan de slag: 2.2
Schrijf in je eigen woorden de rollen op?
Geef, in eigen woorden, de betekenis van elke rol
Leg het verschil tussen de rollen uit

Slide 6 - Tekstslide

een spelleider is verantwoordelijk voor het ordelijk en eerlijk laten verlopen van een spel?
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

een coach bereidt de trainingen voor en zorgt voor een tactische spelsituaties in de training
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

wat is een instructeur?
A
iemand die les geeft in een vaardigheid
B
Iemand die alleen verteld wat er gedaan wordt
C
iemand die spelers coacht en beter maakt
D
iemand die de regels naleefd

Slide 9 - Quizvraag

Een jury lid is iemand die een expert is in een bepaald sportgebied en hierin de sporter beoordeeld
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Aan de slag: Lees en vat samen
- Leg het bekwaam schema uit in eigen woorden
- Schrijf moeilijke woorden op die je niet kent!
- Stel vragen als je iets niet weet/begrijpt!


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Bart is ontzettend goed in zwemmen maar weet dit zelf niet.
Hoe noem je dit?
A
bewust bekwaam
B
onbewust bekwaam
C
onbewust onbekwaam
D
bewust onbekwaam

Slide 13 - Quizvraag