Zinsdelen

ZINSDELEN
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ZINSDELEN

Slide 1 - Tekstslide


Wat is de PERSOONSVORM in deze zin?

Diefstal in supermarkten bestaat al heel lang.

Slide 2 - Open vraag


Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Diefstal in supermarkten bestaat al heel lang.

Slide 3 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Mijn mobiel is kapot.

Slide 4 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Hij heeft de hele avond televisie gekeken.

Slide 5 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?

In de vakantie mag jij er voor zorgen.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quizvraag


De toets heeft Albert een onvoldoende opgeleverd.

Albert is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Sleep de juiste benamingen (witte vakjes) op
de corresponderende zinsdelen (gele vakjes).
Morgen
koop
ik
appelmoes
wwg
onderwerp
lijdend voorwerp
een ander zinsdeel

Slide 8 - Sleepvraag


Ze bevindt zich in het wiskundelokaal.

in het wiskundelokaal is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)

Slide 9 - Quizvraag


Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?
De schippers werden gewaarschuwd
voor de storm.

Slide 10 - Open vraag


Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Niet iedereen kan daar naar toe.

Slide 11 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Zal zij ooit verstandig worden?

Slide 12 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Hij at al zijn boterhammen op.

Slide 13 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?

Hij lijkt me erg aardig.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quizvraag


De leerling gaf het werk aan de leerkracht.

aan de leerkracht is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Sleep de juiste benamingen (witte vakjes) op
de corresponderende zinsdelen (gele vakjes).
De politie
bracht
de jongens
naar het bureau.
lijdend voorwerp
onderwerp
wwg
een ander zinsdeel (nog niet geleerd)

Slide 16 - Sleepvraag


Wat is de bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling) in deze zin?

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.

Slide 17 - Open vraag


Wat is het ONDERWERP in deze zin?
Net op dat moment gaf de nogal onbeleefde jongen hem een duw.

Slide 18 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Mijn dochter was gisteren ziek.

Slide 19 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Zou hij het pakketje open durven te maken?

Slide 20 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?

Hij heeft na het eten de keuken schoongeveegd.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quizvraag


Ik zal de volgende keer trakteren op een ijsje.

op een ijsje is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp

Slide 22 - Quizvraag

Sleep de juiste benamingen (witte vakjes) op
de corresponderende zinsdelen (gele vakjes).
Zij
leent
haar zus
een som geld.
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
wwg

Slide 23 - Sleepvraag


Zij is bang voor spinnen.

voor spinnen is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Meewerkend voorwerp

Slide 24 - Quizvraag


Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?

Zij zetten zich in voor die zaak

Slide 25 - Open vraag


Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Nog niet zo lang geleden is de bank failliet gegaan.

Slide 26 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Dat moet een vergissing van de bank zijn.

Slide 27 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Albert Heijn zal de prijzen weer verlagen.

Slide 28 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?

Na die nederlaag leken de voetballers ontroostbaar.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 29 - Quizvraag


Mijn vakantiejob heeft mij 200 euro opgeleverd.

mij is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp

Slide 30 - Quizvraag

Sleep de juiste benamingen (witte vakjes) op
de corresponderende zinsdelen (gele vakjes).
Je opmerking
lijkt
me
niet erg correct.
pv
onderwerp
naamwoordelijk deel
meewerkend voorwerp

Slide 31 - Sleepvraag


De brandweerauto staat voor ons huis.

voor ons huis is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)

Slide 32 - Quizvraag


Wat is het WWG in deze zin?
Antwerpen moet een vergunning verlenen
voor een GSM-mast.

Slide 33 - Open vraag


Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Door mijn schuld is het bad overgelopen.

Slide 34 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Dit jasje is me te klein geworden.

Slide 35 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Ik had ook willen komen eten.

Slide 36 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?
Na die hevige regenbui
werd de situatie onhoudbaar.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 37 - Quizvraag


Ik reken dat wel uit
op de achterkant van het blaadje.
dat is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp

Slide 38 - Quizvraag

Sleep de juiste benamingen (witte vakjes) op
de corresponderende zinsdelen (gele vakjes).
Hij
vond
zijn ontbijt
in de koelkast.
lijdend voorwerp
ander zinsdeel (bijwoordelijke bepaling)
wwg
onderwerp

Slide 39 - Sleepvraag


Wij wachten met spanning
op de uitslag van het examen.
op de uitslag van het examen is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)

Slide 40 - Quizvraag


Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?

Hij was tevreden met een klein geschenk.

Slide 41 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?
Maar dan moeten nog veel
problemen worden opgelost.

Slide 42 - Open vraag


Wat is het 'heel normaal' in deze zin?
Warme en droge periodes zullen in de
toekomst in West-Europa heel normaal zijn.
Gebruik de afkorting

Slide 43 - Open vraag


Wat is het NWG in deze zin?

Mijn zusje is wel vaker jaloers.

Slide 44 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?
Wordt die hond wel vaker
door zijn baas mishandeld?

Slide 45 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?
Karin was erg blij met
de vondst van haar agenda.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 46 - Quizvraag

Sleep de juiste benamingen (witte vakjes) op
de corresponderende zinsdelen (gele vakjes).
Die overtreding
kostte
hem
de gele kaart.
wwg
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp

Slide 47 - Sleepvraag


Het paard bleef stilstaan voor de hindernis.

voor de hindernis is in deze zin...
A
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)
B
Voorzetselvoorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 48 - Quizvraag


Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Tot mijn verbazing kregen we geen klachten.

Slide 49 - Open vraag


Wat is het NWD in deze zin?

Nu lijkt de kamer al een stuk vrolijker.

Slide 50 - Open vraag


Wat is het WWG in deze zin?

Zij heeft zich die avond zeer correct gedragen.

Slide 51 - Open vraag


Bevat deze zin een NWG of een WWG?

Onze buurman harkt elke zaterdag het pad aan.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 52 - Quizvraag


We gaan een begin maken
met de werkzaamheden.
met de werkzaamheden is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp

Slide 53 - Quizvraag

Sleep de juiste benamingen (witte vakjes) op
de corresponderende zinsdelen (gele vakjes).
Hem
geef
ik
niets.
wwg
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 54 - Sleepvraag


Straks trakteert mijn zus op een waterijsje.

op een waterijsje is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaats)

Slide 55 - Quizvraag


Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?

Hij vertrouwt erg op zijn vrienden.

Slide 56 - Open vraag