oefenen H4 tussentoets U4+5

H4
semaine 11
leçon 3
jeudi 17 mars
qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

- aanwijzend voornaamwoord
- ontkenningen
- lidwoorden
- persoonlijk voornaamwoord




1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4
semaine 11
leçon 3
jeudi 17 mars
qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

- aanwijzend voornaamwoord
- ontkenningen
- lidwoorden
- persoonlijk voornaamwoord




Slide 1 - Tekstslide

écrivez un pronom démonstratif en français

Slide 2 - Woordweb

La théorie
Die/dat/dit/deze
M -                 Ce garçon
M Klinker -  Cet arbre
V -                  Cette fille
MV -              Ces parents

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal: die zus

Slide 4 - Open vraag

Vertaal: Deze honden

Slide 5 - Open vraag

Kies de juiste vormen:
A
Cettes filles sont belles
B
Ce homme est gentil
C
Ces femmes sont jolies
D
Cet homme est beau

Slide 6 - Quizvraag

Quand tu veux mettre l'accent... 


- Déze broek --> Ce pantalon-ci  (hier)
- Díe meisjes --> Ces filles-là        (daar)


Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste vertaling van:
déze jongens?
A
Ces garçons-ci
B
Ces garçons-là

Slide 8 - Quizvraag

De façon autonome (degene/diegene)

M - Celui --> Quel garçon?
Celui qui porte une chemise?

V - Celle --> Quelle fille?
Celle qui porte une jupe?

MV - Ceux/celles --> Quels hommes?
Ceux qui portent du parfum?

Slide 9 - Tekstslide

Vul aan:
C'est ton livre ou ........ de ta soeur?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Ik help hem.
Ik zie haar.
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 15 - Sleepvraag

Geef antwoord op de vraag en vervang daarbij het pers. vnw. als meewerkend voorwerp:
2. Tu vas parler à Sophie? Oui, je...

Slide 16 - Open vraag

Is de zin juist of niet?

"Il me va offrir un cadeau"
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Is de zin juist of niet?

"Il m'a offert un cadeau"
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Is de zin juist of niet?

"Il me n'a pas offert un cadeau"
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

welk woord past in de zin:
Ton frère habite à Paris? Oui, il ... habite
A
lui
B
le
C
y
D
en

Slide 20 - Quizvraag

type een andere Franse ontkenning dan ne...pas

Slide 21 - Woordweb

Lidwoorden
het Frans kent 3 soorten lidwoorden:
                                      mannelijk       vrouwelijk         meervoud
bepaald :                  le / l'                   la / l'                     les
onbepaald:              un                       une                      des
delend:                      du / de l'           de la / de l'        des   

Slide 22 - Tekstslide

mais attention!
- Na de DAAP werkwoorden altijd le/la/ les
- algemeenheden altijd le/la/les
- na ontkenning altijd DE
- na hoeveelheidswoorden altijd DE

Slide 23 - Tekstslide

Welk woord past in de zin:
J'achète un kilo .... pommes
A
geen woord
B
du
C
des
D
de

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord past in de zin:
.... Français mangent des grenouilles
A
des
B
geen woord
C
de
D
les

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord past in de zin:
Nous achetons ... viande (f) au marché
A
de la
B
des
C
du
D
geen woord

Slide 26 - Quizvraag

welk woord past in de zin:
Tu bois trois... bières à la terrasse.
A
des
B
geen woord
C
de
D
les

Slide 27 - Quizvraag

welk woord past in de zin?
Je vais prendre un verre .... vin.

Slide 28 - Open vraag

na deze les snap ik het best.....
het persoonlijk voornaamwoord
de ontkenningen
het aanwijzend voornaamwoord
de lidwoorden
eigenlijk alles wel
eigenlijk allemaal nog niet

Slide 29 - Poll