Thema 5 - Basisstof 7 Transcritpie

Vandaag
  • Voorkennis
  • Uitleg
  • Controle vragen
  • (Zelfstandig werken)
  • Afsluiten 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Voorkennis
  • Uitleg
  • Controle vragen
  • (Zelfstandig werken)
  • Afsluiten 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genen en allelen

Slide 2 - Tekstslide

Vorige week heeft meneer meier basisstof 3 met jullie behandeld dat ging over genen en allelen. Kan iemand mij vertellen wat het verschil was tussen een gen en een allel?

Slide 3 - Tekstslide

Vorige week heeft meneer meier basisstof 3 met jullie behandeld dat ging over genen en allelen. Kan iemand mij vertellen wat het verschil was tussen een gen en een allel?
Mutaties

Slide 4 - Tekstslide

Plotselinge verandering van het genotype. DNA kan beschadigd raken of muteren door mutagene stoffen, wat waren ook alweer voorbeelden van mutagene stoffen.  radioactieve straling of door chemische stoffen. 

Maar hoe komt een stukje DNA nou tot uiting? Hoe wordt van een stukje code "je dna" nou bijvoorbeeld gal aangemaakt in de lever?
Transcriptie
Thema 5 - Basisstof 7

Slide 5 - Tekstslide

In het kort gezegd hoe ga je van genotype naar fenotype.
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan je:
  • Benoemen hoe transcriptie en eiwitsynthese plaatsvinden in een cel.
  • Uitleggen dat de genetische variatie toeneemt door spontane mutaties.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genexpressie
  • Genen staan aan of uit --> hard of zacht staan
  • Gen voor oogkleur in cel van het oog --> Oogkleur wordt aangemaakt

Slide 7 - Tekstslide

Een paar lessen geleden had ik jullie verteld dat alle lichaamscellen dezelfde genotype hebben, ze hebben allemaal dezelfde chromosomenparen met dezelfde genen erop. Maar dit wilde niet zeggen dat een cel alle genen gebruikte. Afhankelijk van de plaats in het lichaam waar de cel zich bevindt zijn er bepaalde genen actief. Een cel in je voet heeft het gen voor oogkleur niet nodig. 

Wanneer een gen wel tot uiting komt, dus het gen voor bijvoorbeeld oogkleur in je oogcellen, wordt genexpressie genoemd. Dus als het gen wel tot uiting komt.
DNA-sequentie
  • De volgorde van de basen in het DNA
  • Specifiek eiwit 
  • Kleur, vorm en werking van je lichaam 

Slide 8 - Tekstslide

DNA-sequentie is de volgorde van de basenparen in het DNA. Als het goed is hebben jullie dit vorige week behandeld. DNA bestaat uit 4 verschillende basen, A C T en G. En met die 4 kunnen er twee basenparen gevormd worden, dus A en T en C en G. 

De volgorde waarin deze basenparen in een gen staan, zorgt ervoor dat een specifiek eiwit aangemaakt kan worden. 
Een gen is een stukje DNA dat codeert voor 1 erfelijk eigenschap, de DNA-sequentie van dat gen bevat informatie voor het aanmaken van een een specifiek eiwit. 

Eiwitten hebben een belangrijke rol in ons lichaam, ze regelen namelijk voor een groot deel de kleur, de vorm en de werking in je lichaam. Genen bevatten zowel informatie voor het maken van eiwitten als informatie voor het regelen van processen in een cel. 
Voorbeeld
  • Gen voor melanine 
  • Hard of zacht staan

Slide 9 - Tekstslide

Melanine is een pigment. Dit pigment wordt ook in je huid aangemaakt, hierdoor wordt je bruiner. De aanmaak van melanine wordt aan de hand van een gen aangemaakt.

Wanneer dit gen in een cel van de iris aan staat, wordt de code voor het maken van melanine afgelezen en wordt melanine aangemaakt. Wist je nog dat een gen hard en zacht kon staan? In bruine ogen staat het gen voor melanine op hard en wordt er veel melanine aangemaakt. En in blauwe ogen staat dit gen op zacht of juist helemaal uit. Dit durf ik niet met zekerheid te zeggen. Bij mensen met groene ogen zit de melanine aanmaak tussen blauw en bruin in. 
Voorbeeld
  • Gen voor melanine 
  • Hard of zacht staan

Slide 10 - Tekstslide

Of het gen voor melanine hard of zacht staat verschilt niet alleen per persoon, maar kan ook per cel verschillen. 

Het gen voor melanine in de cellen rondom het pupil staan op hard terwijl de genen van de cellen in het blauw gedeelte op zacht of zelfs helemaal uit. 
Eiwitsynthese
  • Transcriptie  
  • Ribosoom

  • Hormoon, enzym of antistof

Slide 11 - Tekstslide

Het DNA bevindt zich in de kern van de cel. Wanneer het gen aan staat, wordt het DNA-sequentie afgelezen en gekopieerd. Het gen komt tot expressie, het gen komt tot uiting. Het kopie heet RNA. 
Het proces waarbij DNA wordt afgelezen en RNA wordt aangemaakt heet transcriptie. Een belangrijk verschil tussen DNA en RNA is dat DNA dubbelstrengs is en RNA enkelstrengs. Hierdoor kan het RNA de celkern verlaten. 

In het cytoplasma zitten ribosomen die stukjes RNA vertalen naar eiwitten. Bij het aflezen van het RNA worden bijbehorende aminozuren gekoppeld als een soort kralenketting waardoor er een specifiek eiwit ontstaat. Eiwitsynthese is dus het aanmaken van eiwitten. 

Je lichaam kan eiwitten als brandstof gebruiken, maar hun functie als bouwstof is veel belangrijker. Eiwitten kunnen namelijk functioneren als hormoon, enzym of antistof. Door eiwitsynthese zorgen je cellen dat je voldoende eiwitten hebt. Het aan en uitzetten van genen maakt het voor cellen mogelijk om verschillende eiwitten aan te maken op het moment dat de cel ze nodig heeft.
Spontane mutatie
  • Verandering in basenparen 
  • Verandering in  DNA-sequentie
  • Mutatie
  • In de geslachtscellen of net na de bevruchting
  • Soms een 
       voordeel 

Slide 12 - Tekstslide

Bij elke celdeling worden de chromosomen met DNA gekopieerd. En het kan zo zijn dat er fouten ontstaan tijdens het kopiëren, waardoor een verandering in basenvolgorde ontstaat. De DNA-sequentie is dan niet meer hetzelfde. 

Vorige week hebben jullie het ook gehad over mutaties. Mutaties kunnen zowel in lichaamscellen plaatvinden en in geslachtscellen. Wanneer er een mutatie in de geslachtcellen plaatsvindt of net na de bevruchting, dan spreken we van een spontane mutatie. De ouders hebben de mutatie zelf niet, maar de nakomeling wel. De mutatie is dan aanwezig in alle lichaamscellen en in de helft van zijn geslachtscellen. De genetische variatie in de nakomeling neemt ook toe. 

Chromosomen kwamen in lichaamscellen in paren voor. Wanneer de mutatie al in de geslachtscel van één van de ouders is ontstaan dan is er een ander allel die de functie over kan nemen. Wanneer beide allelen gemuteerd zijn, kan geen van beide hun functie uitoefenen en kan dit grote gevolgen hebben. Denk aan het gen voor melanine aanmaak, wanneer beide allelen gemuteerd zijn, kan het organisme geen melanine aanmaken. Je krijgt dan albino's. 
Soms kan een mutatie voordelig zijn voor een organisme. Stel er wonen bruine konijnen in een gebied waar veel sneeuw ligt, dan is albinisme juist voordelig in dat gebied. Konijnen met albinisme vallen dan minder op in de sneeuw dan de bruine konijnen. 


Vragen?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een gen en allel zijn hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de stap waarbij RNA wordt door het aflezen van een DNA-sequentie
A
Genexpressie
B
DNA-sequentie
C
Transcriptie
D
Translatie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de stappen bij eiwitsynthese op de juiste volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Eiwitsynthese
Transcriptie
DNA-sequentie aflezen

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar vinden deze stappen plaats?
In de celkern
In het cytoplasma
Eiwitsynthese
Transcriptie
DNA-sequentie aflezen

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij deze persoon wordt melanine aangemaakt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gen voor melanine staat op
A
Hard
B
Zacht

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een spontane erfelijke mutatie heeft één van de ouders de mutatie ook in zijn lichaamscellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
  • Wat? --> Thema 5 - bs 7 opdracht 1 t/m 5       (3 is lastig bs 4) 
  • Hoe? --> Rustig alleen of samen met je buur
  • Tijd? --> Tot 15:45

  • Klaar? --> Lezen basisstof 8 of link bekijken 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan je:
  • Benoemen hoe transcriptie en eiwitsynthese plaatsvinden in een cel.
  • Uitleggen dat de genetische variatie toeneemt door spontane mutaties.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week donderdag
Huiswerk: Thema 5 - bs 7 opdracht 1 t/m 5

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies